Uit: DE WAAG, 20 JUNI 1940, 4e JAARGANG No. 25, bladz. 250



I.

Wij willen hier, in de historie van het West-Europeesche nationalisme (of ,,patriotisme’’ als men wil), drie phasen, drie karakters onderscheiden:

    a)
het dynastiek nationalisme, d.w.z. een patriotisme, dat geactiveerd werd in dienst van een dynastie, die, in zooverre zij de daadwerkelijke hoedster was van het volkswelzijn, ook met dat volkswelzijn vereenzelvigd kon worden;

    b)
het mercantiel nationalisme, d.w.z. een patriotisme, dat geactiveerd werd in dienst van de materieele rijkdommen van een land, met welke rijkdommen de materieele macht, en daarmee, in zekeren zin, ook de welvaart van een volk vereenzelvigd kan worden;

    c) een sociaal nationalisme. Patriotisme is hier allereerst concreet gericht gemeenschapsbewustzijn: de durend actieve wil die sociale ordening te realiseeren (en alles wat noodig is om deze in stand te houden) welke de uitdrukking en bevestiging is van een waarachtig gemeenschappelijk leven, van een leven in gemeenschap; van een leven waarin alles ondergeordend is aan het welzijn van het geheel. En het geheel van die gemeenschap is die lotsverbonden, historisch gegroeide, natuurlijke eenheid van menschen welke men volk, of volksgemeenschap noemt.



Bij het dynastiek nationalisme gebeurde het niet zelden, dat de vorst totaal andere belangen personifieerde dan die van het volk, dat het volk in dienst stond van de particuliere belangen (de dynas­tieke eerzuchten) van een vorst i.p.v. omgekeerd, gelijk het moet: de vorst in dienst van de belangen van de gemeenschap.
    Het mercantiel nationalisme diende practisch allereerst de belangen van een kleine, oppermachtige kaste, die zich onmetelijk verrijkte, terwijl een groot deel van de eigen gemeenschap in bitterste armoede gedompeld bleef. De rijkdommen van het land waren slechts in zeer betrekkelijken zin de welvaart van het volksgeheel.
     In het sociale nationalisme wordt het gemeenschapsbelang niet meer blindelings vereenzelvigd met het belang van een dynastie of van een kleine souvereine kaste; het is geen plotseling opvlagende saamhoorigheidsroes waaruit het volk even berooid en teleur­gesteld terugkeert als het er hoopvol werd ingedreven; in het sociale nationalisme wordt het nationalisme onmiddellijk verstaan en geïnterpreteerd als de durend gerichte wil: binnen de eigen gemeenschap die sociale reconstructie op te bouwen welke het hoogst mogelijke materieel en natuurlijk-zedelijk welzijn van het geheel realiseert. In het sociale nationalisme valt het doel van het nationa­lisme eindelijk samen met het doel eener volksgemeenschap, of omgekeerd: het doel van de gemeenschap is het doel van het nationalisme geworden. En met dit doel vereerzelvige zich de vorst etc. — Hiermede staan wij voor een zeer essentieele revisie van het begrip en van de werkelijkheid van het nationalisme. In het sociale nationalisme heeft het nationalisme eindelijk zijn zuivere, zijn bewust-gerichte, voltooide gestalte veroverd.


In het sociale nationalisme krijgt niet slechts het nationalisme, maar krijgt ook, eindelijk, het socialisme gestalte — zijn eenig mogelijke kans.
     Het socialisme erkende geen nationale gemeenschap. Het vocht daarmee tegen een door eeuwen historie gegroeid en allerinnigst met ons persoonlijk bestaan vergroeid besef van natuurlijke ver­bondenheid. Ten tweede

















aangemaakt: 17-07-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 18-07-2012