bekommerde het zich niet, uiteraard, om de eenheid en orde vàn een nationale gemeenschap. In zooverre en zoolang het gedwongen was een nationale gemeenschap te aan­vaarden, kende het daarvan slechts het belang van een groep. Het unifieerde niet wat van nature bijeen hoorde, het verdeelde en ondermijnde dit nog meer. Het vocht met dit alles tegen het leven, — dat men niet ongestraft, niet zonder heftige en gerechtigde reacties te ontketenen, negeert.
     Tenslotte verloor zich dit avontuur, dat eens toch groote momenten van bezieling had geput uit den droom eener utopische wereldverbroedering, in de eerlooze partijtwisten van een onmachtig, destructief democratisme waarin alle partijen, opgehitst door corrupte politieke profiteurs, partijbonzen en politieke charlatans, en bekommerd slechts om hun partij, een gewetenloozen roofbouw pleegden op het algemeen belang der gemeenschap, en waarin alle par­tijen, de gemeenschap onmachtig houdend in hare verdeeldheid, haar overleverden aan de willekeur, de macht en het recht van den sterkste.
     Een ontwrichte, vernielde en geplunderde gemeenschap, — is het wonder dat deze rampzalige werkelijkheid de besten én in hun nationale én in hun sociale gevoelens kwetsten?
     Door het sociale nationalisme wordt het socialisme allereerst en voor zoover mogelijk binnen de eigen, nationale gemeenschap verwerkelijkt, in dien zin, dat heel het leven (voor zoover het betrekking heeft op het tijdelijk en natuurlijk-zedelijk welzijn van mensch en gemeenschap) en heel de structuur van een volks-gemeenschap de uitdrukking en bevestiging worden van de samen­werking van álle arbeidende krachten in dienst van het algemeen belang. Zeer terecht noemt men dit sociale nationalisme nationaalsocialisme of nationaalsolidarisme.


In het nationaal-socialisme evolueerde het gemeenschapsbewustzijn nog op andere wijze. Het socialisme was wezenlijk slechts bekommerd om een rechtvaardige sociale orde, om een maatschappij die rechtvaardig georganiseerd en bestuurd werd. Het droomde van een toekomstige wereldgemeenschap, en daarin (ook daaróm) viel gemeenschapsbewustzijn samen met maatschappijbewustzijn, — het was niet anders. In het nationaal-socialisme evolueerde het gemeenschapsbewustzijn tot staatsbewustzijn.
     Het nationaal-socialisme liep op geen toekomst vooruit, maar stond in de realiteiten van dit moment, die de realiteiten zijn van élk moment, ook van de toekomstige. Elke gemeenschapsschepping moet veroverd worden; zij heeft macht noodig om zich door te zetten, te realiseeren; zij heeft macht noodig om zich te handhaven, zich blijvend te imponeeren; en zij heeft macht noodig om zich te verdedigen, tegen de vijanden van binnen, en tegen de vijanden van buiten. Een rechtvaardige sociale orde eischt een sterken staat.
     Voor het socialisme was het begrip gemeenschap of maatschappij het hoogste begrip; voor het nationaal-socialisme is de staat het hoogste, juist omdat de staat de bekroning, de voltooiïng is van de gemeenschap, omdat de staat de hoeder is van de cultureele, zedelijke, structureele en materieele verworvenheden van een volk, een volksgemeenschap.

















aangemaakt: 17-07-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 18-07-2012