lijst De Valbijl
vorige bladzijde


vorige bladzijde tegen de weg (na welke akrobatiese toer het eerste deel van deze dromen is afgelopen).
   Na deze opmerkingen over de vòrm, nog enkele over de inhoud:
   De heer Albert Kuyle heeft dus willen laten zien hoe een mens, die gelukkig is maar alléén (op dit laatste, wat een zeer voornaam element is in de psichologie van dit gegeven), verlangt naar een tweede mens en wel zó, dat hij er niet tegen opziet een lànge, moeitevolle dagreis te ondernemen. Datgene wat die reis zwaar maakt wordt in uiterlikheden beschreven, — het belangrijkste: de innerlike gesteldheid van die man gedurende de reis wordt voorbij gegaan. Met geen woord wordt van dit allerbelangrijkste gerept.
   We gaan verder: die man is dus gelukkig, maar onvolkomen: hij verlangt naar een twede mens. Goed! maar nu gaat gij verklaren: nu gaat gij speuren naar de psichologiese ondergrond van dat verlangen, naar de ondergrond van die daad: de lange reis. Ziet u, en dan zegt u maar: het is de Liefde. Ja meneer, dat is àlles, maar dat is ook nìets die oplossing. Indien gij verklaart, dan wens ik een vollèdige verklaring, maar géén gemeenplaats en géén sentimentaliteit: want dat is het après tout. Want dat u niets van het waarachtige liefdes-verlangen, niets van die honger van een mens naar een andere mens hebt doorleefd, dat is psichologies te bewijzen uit het feit dat u om dat verlangen uit te beelden behoefte gevoelde (of was het geen behoefte?) een bosjesman te kiezen. Waarom een bosjesman, als in u, of in uw nabijheid dat verlangen leeft; als dat verlangen bestaan kan tussen twee mensen, twee ,,vrienden” die daagliks met elkander omgaan. Indien gij werkelik het u omringende leven ondergaat, dan bestaat er absoluut geen behoefte aan een bosjesman. En omdat gij die verwijdering tussen mens en mens niet hebt doorleefd, omdat gij van het menselik bestaan alleen maar de oppervlakte raakt: het wezen van de mens u dus een vreemd ding is — daarom is ook zeer verklaarbaar uw romantiese sentimentaliteit: ,,wij zullen elkaar vinden als vlinders boven een wei”. U moet niet denken dat we zo’n droom alleen om z’n onmògelikheid, of om het weinig-begrijpen-van-der-mensen psiche verwerpen — we verwerpen die droom van eenheid, dat herhaalde ,,het mòet” aan het eind uwer dromen, omdat het leven-zèlf u niet tot die sinteze heeft gebracht. Het is niet waarachtig doorleefd. We aanvaarden die droom, die onmogelikheid, slechts dàn: wanneer het de noodkreet is van een vertwijfelde ziel, wanneer het de wilde noodsprong is naar het irreëele, het onmogelike omdat de realiteit de ziel geen mogelikheden laat tot leven, wanneer het de vertwijfeling is van een naakte, verarmde, leeggebloede ziel die een sinteze loswringt waar alle samenhang verloren ging en alles uiteen-dreef, niets met elkaar meer kontakt heeft: dàn: ,,het mòet, want o! als dàt niet kan, dan . . .” Als die droom een laatste poging is zichzèlf te redden. Zô aanvaarden we Henriette Roland Holst’s toekomst-dromen als waarachtige menselikheid: daar hongert in iedere vers-regel een mensenziel naar de oneindigheid, een mensenziel die het leven waarachtig onderging volgende bladzijde

33






















lijst De Valbijl
volgende bladzijde



aangemaakt: 19-07-2013 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 19-07-2013