lijst De Valbijl
vorige bladzijde


vorige bladzijde zegt ,,het katolisisme is het enig houdbare”: dat zien wij in: wij willen het weer beleven etc.: goed, prachtig, dat alles aan u is puik: maar ziet u, in de grond van de zaak is dat alles voor u niet zo héél erg, nu niet zo iets héél biezonders, want als gij afstand doet van alles, heus, dan doet ge in de grond van de zaak van niet zo héél veel afstand, al denkt ge dan wellicht van wel: gij blijft onder dat alles zeer rustig: ’t brengt weinig meer in beweging dan uw vlijt. Gij zijt daarom als mèns niet minderwaardig, o nee, maar gij zijt geen kúnstenaar, want uit alles blijkt dat gij geen grote, hevig-levende ziel bezit.
   Waarmee datgene is verklaard wat Jan Nieuwenhuis aanraakte toen hij schreef in zijn bespreking van van Wely’s verzen: ,,De zwakke zijde van den bundel van Pater van Wely is die van veel belijdende poëzie: dat met geloof en liefde, boete en berouw, schuldbesef en godsvrede al te gemakkelik wordt omgesprongen. Inwendig volkomen oprecht godsdienstig leven, — het kan niet genoeg worden gezegd, — en de uiting daarvan in het levend woord zijn twee. Als de dichter zegt:


We smeekten nauw nog om genâ,
Of stoorloos golfde ’t Gloria,
En meer nog werd ons hart vervuld
Van Uwe grootheid, onze schuld,

dan hebben we van dat smeeken om genade niet veel ervaren en staat noch die grootheid, noch die schuld ons zeer duidelijk voor den geest.”
   Ziet u, u heeft geen rècht verzen te schrijven, de pretensie te hebben kunstenaar te zijn als ge van een strijd met God niets anders hebt gevoeld dan de hoogmoed van een intellektueel jongetje dat zich ergert aan kosters en kollektanten: want dan gaat het eigenlike, het wezen van de strijd der ziel mèt God, òm God aan u voorbij, en alleen de diepe essensie dier ervaring is van waarde voor de kunst. En van de andere kant: ge hebt óók geen recht te dichten van stilte, van uw vreugden, van uw rusten in God als die rust, die vreugde, die stilten niet meer blijken te zijn dan de sentimentele vreugdes, de snotterige stilten van een ouwe vrijster die zich zo knusjes behagelik en veilig voelt — niet zozeer omdat zij rust in God (zij rust in zich-zelve!), maar omdat zij nu ja, zo lekker aan de verleidingen der wereld heeft weerstaan (die zij nooit voelde omdat haar zieltje een dood dingetje was), de verleidingen, zeg ik, die maar al te velen reeds hebben ten gronde gericht, ,,dat zie je dageliks”. Want ook daarvan gaat dan de essensie over u heen.
   Dit is mijn verwijt, niet aan u als mèns, maar aan uw vermeend kunstenaar-zijn: uw liefde is geen liefde.
   Want waarin bestaat die jonge kalolieke kunst die geen andere goede eigenschap bezit dan dat zij zoo hopeloos-goed bedoeld is? die kunst welke dan een uiting moet zijn van liefde. In niets anders dan dat zij om ieder pietluttig détail een even pietluttig boogje slaat volgende bladzijde

30






















lijst De Valbijl
volgende bladzijde



aangemaakt: 19-07-2013 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 19-07-2013