lijst De Valbijl
vorige bladzijde



vorige bladzijde zal ,,onbevangen” toch nooit met ,,veroordeel” verwarren. Nee, nee, dat is te dwaas, dat zou te dolzinnig zijn.
   Toen werd de ,,inleiding” een ,,oordeel-over”. Dit vonden wij zeer vreemd van deze logiese geest. Maar wij dachten minzaam — wij móchten het toch niet gaan uitgieren — Brom zal beide willen verenigen: Broms zeer gekqmprimeerde stijl indachtig vreesden wij niet of hij, hij zou dat wel in 10 paginaas kunnen klaarspelen.
   Wij lazen dus voort.
   Maar hoe verder we lazen: hoe meer wij werden teleurgesteld in de Liefde in de blijdschap — deze inleiding leek ons door een verbitterde zuurpruim geschreven, — hoe meer wij werden geprikkeld door de hooghartige toon waarop deze verwarde nonsens werd uitgekraamd.
   Want wàt lazen wij?
   Inplaats dat Brom het streven der ouderen stelde nààst (objektief, nietwaar?) het streven der jongeren: en wij dus dóór deze karakteristiek twee essènsies tegenóver (uiteraard, lezer) elkaar moesten zien geplaatst — horen we van de ouderen niets anders dan dat sommige hunner gedichten al een verlepte indruk maken, dat ze ,,afdoende voor zich-zelf getuigen” (het scherp intellekt vergat, dat alles, oud zowel als jong, ten goede of ten kwade, immer voor zich-zelf getuigt en dat een inleiding dóór het streven te verklaren en uiteen te zetten alleen de brug heeft te slaan tussen dat voor- en uit-zich-zelf-getuigen en de mens die onwillig of vreemd tegenover dat streven staat), en over de jongeren horen we niets dan, na een flauw, flauw aanduiden van de inhoud hunner kunst, een kritiek op hun vorm. Voorts zegt Brom dat de beweging der jongeren een reaksie is op een voorgaande literaire stroming (dit omdat hij éérst heeft verklaard dat de kunstenaar — de ,,profeet”, hè olike krentemik! — zich bewust is geworden van zijn roeping, en daarna nog eens beweren zal dat de beweging zo ongeveer haar ontstaan te danken heeft aan een heilige naijver op ,,de overige werkers in de Moederkerk”) en dat het wel op een soort romantiek schijnt te zullen uitdraaien.
   Brom bewéért dus, konstatéért verschijnselen — maar Brom ,,vergeet” te verklaren. Brom maakt er zich dus zeer gemakkelik en goedkoop van af.
Hij ziet het streven der jongeren hoofdzakelik als een vormvernieuwing: ’n reaksie op de zo langzamerhand tot retoriek-verstarde tachtiger-vorm. Máár natúúrlik — dit horen we zo tussen een oprecht-gemeende vloek en een onbewuste zucht des schrijvers door — ,,alleen verzamelt en verdedigt zo’n geslacht zich niet om een vorm als er geen dieper wezen in zou leven”.
   Ik wil maar zeggen dat Brom — dit te eisen is niet meer dan billik — eerst dat dieper wezen had moeten formuleren, de groei, het verklaarbare daarin aantonen om dan mèt deze kern, waarvan al het andere gevolg is, het breken-met-de-uitingsvorm ener-vorige-generasie te verklaren. Er staan hier niet twee vòrmen, maar twee géésteshoudingen tegenover elkaar. Terzijde latend of de nieuwe vorm-geving volgende bladzijde

21






















lijst De Valbijl
volgende bladzijde



aangemaakt: 18-07-2013 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 18-07-2013