lijst De Paal
vorige bladzijde



vorige bladzijde tuur- en inhoudloos-geworden geschrijf van hen die eens zouden stormlopen tegen de driftloos beleden-en-verschrompelde overtuigingen van het (lit. pol. en sos.) verleden. Wij hebben deze bitterheid-in-ons niet omgebracht omdat wij het vertrouwen koesterden dat wij eens, weer en opnieuw (wanneer? het schéén nooit!), deze (strijd)bijl zouden mogen hanteren om met de dorre afgekapte takken het eerste branden wederom te doen ontvlammen omdat wij, tegen alle hoop in, hoopten op strijdbaarder dagen; omdat wij, toen het enige waarom het eens en altijd ging teruggedrongen was, wisten dat alles zijn doel en bedoeling had. Wij wisten: Gòds molen maalt làngzaam. Maar zij máált (èn vèrmaalt : òns, en, laten wij hopen ook ú). Wij konden wachten.


Sommigen die nú gaarne met hem leuren, maar van wie Rob de Wilt zich eens, mentaal, meer dan van wie ook gescheiden wist en méér dan van wie ook gescheiden voelde, hebben het voorgesteld alsof de daad van zijn leven (zijn heengaan) de konsekwensie was van zijn literair absolutisme; alsof zijn houding in literaire aangelegenheden noodzakelik en onmiddelik leiden moest tot een verloochening der literatuur voor het onverdeeld zich keren naar de Goddelike Werkelikheid; alsof hij de móed had bezeten de konsekwensie van zijn eigen woord aan te durven; en alsof hij, door déze daad, het konflikt: katolisisme en kunstenaar, daadwerkelik had OPGELOST.
Niets echter is minderwaar. Er was in deze geen sprake van een konsekwensie van zijn houding in literaire aangelegenheden, en dus ook geen sprake van de moed-om-déze- konsekwensie-aan-te-durven. Het was eenvoudig-weg zijn ròeping, en hij heeft den moed gehad deze roeping te volgen en, met Gods hulp, den nog veel groteren: zijn roeping te blijven volgen: vol te houden.
Zijn roeping lag aan gene zijde van het aktieve leven, en niet het konflikt: katolisisme en kunstenaar loste hij op, maar enkel de breuk van zijn eigen leven (die een geheel andere was dan het onverzoenlik konflikt dat men achter zijn daad heeft geschoven). Maar had zijn roeping hier, aan deze, onze zijde gelegen — hij zou van zijn beginsel (en begin) toch nimmer zijn afgeweken: hij behoorde tot de weinigen die geen overtuigingen (het kostbaarste en enig-leefbare wat een mens bezit) kunnen vervalsen, verminken, halveren of versjacheren. Als de daad van zijn leven ièts bewees, dan enkel toch dit.


Zij die hem kenden, kenden hem als een leegloper; zij die hem begrepen, wisten wat hij verzweeg en uitsprak toen hij schreef:
           Wij hebben roeping
wir wissen nur nicht wofür
en dat hij méér luchtte dan de ontevredenheid met een aarzelend tijdschrift. Hij had tijd voor alles, en tijd voor niets. Hij schreef massa’s verzen en met een vriend voltooide hij een drama dat zeer grote kwaliteiten bezat — maar ook hij schreef “nooit overgegeven, nooit vol genot en geboeid”. Hij bezat een prachtige verzameling plaatwerken en uren zat hij gebogen over Rembrandt en Vincent en hij wist over deze Mènsen, met zijn dàn nerveuze stem, prachtige en hevige volgende bladzijde

11






















lijst De Paal
volgende bladzijde



aangemaakt: 18-07-2013 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 28-07-2013