|
Uit: Criterium 1940, blz. 669 - 671
3
Een kunstwerk ontleent zijn ,,constructieve” waarde niet aan zijn politieke of sociale bezieling, hoe regenereerend een kunstwerk, dat in dergelijke idealen wortelt, ook kan zijn. Stellig, in een dergelijk kunstwerk ontvangt de strijder voor die idealen méér dan een bevestiging (a.h.w. van hooger hand) van het goed recht en de zuiverheid van zijn strijd, maar de constructieve, de ,,dienende functie” ook, van het kunstwerk kan men niet uitsluitend afmeten aan het ingeschakeld-zijn in het politiek gevecht.
Het regenereerende van een kunstwerk is van veel algemeener aard. Een schilderij van Vermeer is (als men het zoo noemen wil) ,,regenereerend”, omdat het in den altijd-onzuiveren mensch iets zuivers, een volkomen zuivere ontroering, een volkomen helder klinken ten leven wekt, een herinnering zoo men wil aan een schuldeloozen ochtendstond der wereld. De schoonheid van een schaal met vruchten is even eenvoudig en geheimzinnig èn diepzinnig als de schoonheid van Vermeers vrouw bij het raam, die een brief leest of een melkkan in de hand houdt. Deze schoonheden te kunnen zien, te kunnen openbaren, de ontroering daardoor in den beschouwer, — dat alles is zuiver, en zuiverend: regenereerend. En niet alleen zijn dit de vreugden om de goedheid dezer aarde, ook de smart is dit. De smart om deze wereld is de pijn om een te diep beseft gemis, een gemis, dat door geen aardsche, zelfs door geen goddelijke vreugden wordt te niet gedaan. Elke smart, uit dit gemis geboren, hoe somber en doorvretend soms tot het merg van ons gebeente, is regenereerend — als het de profundis naar de ongeschapen schoonheid, die God is.
1) 1 en 2 werden geplaatst in de Augustus-aflevering van ,,Criterium”.
669
|
|