|
MARSMAN ALS CRITICUS
inzette. Ten derde: het phenomeen leven boeide hem evenzeer als het phenomeen poëzie. Hij doorgrondde en ontraadselde het menschelijk geheim, dat met een bepaalde poëzie aan het woord kwam, even scherp als het poëtisch geheim. Ik ken weinig critici en in de Nederlanden is hij in dit opzicht misschien enkel vergelijkbaar met Karel van de Woestijne die zóo stellig, compleet en genuanceerd de gestalte kon onthullen en oproepen welke achter een scheppende verbeelding werkzaam was, en, vooral, weinig critici óok; die zoo ver uit elkaar liggende gestalten tot den grond toe wisten te peilen. Men kan hier opmerken (ten onrechte, meen ik), dat de literaire critiek den mensch gevoeglijk kan negeeren. Maar ten eerste: men behoeft slechts een eenigszins uitvoeriger beschouwing van willekeurig welken criticus op te slaan om te bemerken, dat ,,de mensch voortdurend en overal in de discussie betrokken wordt, dat het omschrijven van het poëtisch gehalte voortdurend, vaak onmiddellijk, afdwaalt naar een betasten van het psychisch geheim. Evenwel: dit laatste geschiedt dan vaak zoo schetsmatig, onbeholpen, hortend, en eindigt zoo vaak met onverteerbaar-grove platitudes, dat men geneigd is het laatdunkend (als een onbelangrijke nevenzaak) terzijde schuiven van hetgeen Marsman op dit gebied gepresteerd heeft, te verstaan als het rancuneus verzet van lieden, die zich ten overstaan van Marsmans subtiele psychologie hun eigen onmacht en zeer beperkte mogelijkheden te pijnlijk bewust werden. En vervolgens is de ,,mensch onvermijdelijk een gunstige of niet-gunstige voorwaarde voor poëzie, voor haar gehalte, haar niveau, haar toekomst. Voor Marsman vormden het phenomeen mensch en het phenomeen poëzie een onverbrekelijk geheel, één onscheidbaar organisme. Hij was steeds op zoek naar den mensch, óok om aan de mogelijkheden van dien mensch de mogelijkheden van diens poëzie af te wegen. Op zoek...? Ik geloof, dat men dit nauwelijks kon zeggen. De mensch stond voor hem, tegelijk met het werk; hij rees er uit op, onbezweerbaar-concreet, naarmate Marsman zich met een werk vertrouwd maakte. Het was niet verwonderlijk daarom, dat hij zich soms aan voorspellingen waagde (betreffende een verdere ontwikkeling) én ... dat die voorspellingen ook uitkwamen. Waarom
451
|
|