|
HET ZWAARD
|
Inhoud | |
|
1. Inleiding | |
|
2. Het Zwaard | |
|
2. I De onvolstandige mens | |
|
2. II De Katholieke Kerk | |
|
2. III Staat en Volk | |
|
Het Liberalisme | |
|
De Democratie | |
|
Het Europeesch Fascisme | |
|
2. V De Kerk | |
|
2. VI Is hernieuwing nog mogelijk? | |
|
Het Rijk Gods | |
|
De Leken | |
|
Strijd | |
|
3. Nabeschouwing over de titel “Het Zwaard” | |
1. Inleiding
Het Zwaard () is het derde deel uit zijn serie “Revisie en Richting” en dateert uit 1933, het jaar waarin hij ook lid van het Verdinaso is geworden. Deze essaybundel kent vier hoofdstukken:
-
Het Zwaard, een inleiding uitgesproken op een studentenbijeenkomst.
-
Aantekeningen, een aantal toelichtingen op het voorgaande die toegevoegd zijn bij het samenstellen van het boek.
-
Massa-actie en kern-vorming. In dit hoofdstuk worden deze twee strijdwijzen, die zowel in de politiek als op religieus terrein kunnen worden toegepast, tegenover elkaar geplaatst.
-
Kom Heer en doe Gerechtigheid. Een gebed van Grignon de Montfort voorzien van een korte inleiding door de schrijver.
Zijn inleiding voor de studenten geeft goed de algemene bedoeling van de serie “Revisie en Richting” weer. Om een revolutie kans van slagen te geven moet van aanvang af duidelijk zijn wat er mis is met de huidige toestand en moet ook duidelijk zijn in welke richting een nieuwe toestand gerealiseerd moet worden. Niet alleen binnen de kerk (het christendom) en binnen de politiek acht de schrijver een revolutie noodzakelijk, maar bovenal in de mens zelf. En daarmee wordt dan tevens duidelijk hoe bij Bruning zijn politieke visie (zijn visie op de natuurlijke ordening) ingebed is, ondergeschikt is, aan zijn visie op religieus gebied (het bovennatuurlijke leven). Nu reeds wil ik speciale aandacht vragen voor het feit dat Bruning het Fascisme op de eerste plaats beschouwt als een geestelijke en zedelijke revolutie.
Deze voordracht uit 1934 voor studenten vertelt met andere woorden hetzelfde als hij in de inleiding van zijn verantwoording aan zijn kinderen over zijn politieke keuzes (in 1978 ) uiteen heeft gezet.
Aangezien Bruning de opbouw van zijn betoog alleen maar verduidelijkt met behulp van een paar nummertjes om een hoofdstuk indeling aan te geven en sterretjes om aan te geven dat er een nieuwe paragraaf begint zal ik hierna mijn parafrase - voornamelijk met behulp van tekstaanhalingen - geven. (De tussen haakjes geplaatste nummers geven de betreffende bladzijden aan en vet is door mij aangebracht.) Alvorens daartoe over te gaan eerst een kanttekening van Bruning:
|
Bovendien, om kunst te verstaan, moet men niet enkel haar ,,gedachte”, haar ,,inhoud” kunnen achterhalen (men zou dan evengoed genoegen kunnen nemen met een bondig tractaatje), men moet ook gevoelig zijn voor den uitdrukkingsvorm (...). (Nieuw Politiek Bewustzijn, blz. 227)
|
2. Het Zwaard
2. I De onvolstandige mens (11 – 13)
|
Leeg-geplunderd is de mensch van heden. Bestolen van al die waarden, welke het leven eerst te leven wáárd maken ; waarvan het beleven den mensch zijn GELUK, zijn INHOUD, zijn GEHALTE, zijn menschelijke GESTALTE is: waarvan het beleven hem eerst wáárlijk tot MENSCH maakt. – Niét het beleven als volmaakten en heiligen stempelt hem tot mensch, maar het kénnen en liéfhebben met zijn gansche menschelijke onvolkomenheid, met een menschelijk-oprechten en menschelijk-strijdbaren WIL. – De WIL overeenkomstig die waarden te leven, dát maakt hem tot mensch, dát is zijn innerlijke en wezenlijke GESTALTE, zijn
menschelijk en wezenlijk GELUK. – Maar reeds werd alles, wat op deze aarde het beleven waard is, den mensch van heden ontfutseld.
|
II De Katholieke Kerk (13 – 20)
|
Al datgene, wat hem gegeven werd om dit inwendig leven, de volheid en rijkdom daarvan naar zijn individueele bestemming te verwerkelijken : den Christus, Zijn Evangelie, de H. Sacramenten, de heiligen, hun levens, hun woorden en geschriften, – dat alles wordt zijn wil, zijn hart, zijn geest niet meer geopenbaard, tenzij zoo beschamend-vervaald en beschamend-ontledigd dat het geen wil, geen hart en geen geest meer interesseeren of bezielen kan.
Om G o d ook begint daarom de opstand tegen den gezagsd r a g e r, (…) wanneer zijn leiding in flagrante tegenspraak is met wat de Kerk, bij monde van haar heiligen en wijzen, bij monde van haar meest vruchtbare en grootste leiders, bij monde dus van haar als zoodanig meest geëerde gezagHEBBERS, als noodzakelijk verkondigt voor het leiden van zielen ; wanneer hij duizenderlei andere en aardsche belangen dient en niet meer dat ééne (waarom hij als gezagsdrager werd aangesteld en met de macht om te bevelen bekleed) n,l. zijn kudde binnen te leiden in het bovennatuurlijk leven, (...).
|
III Staat en Volk (20)
|
In dezen, onzen tijd leeft de mensch niet slechts volkomen losgeworpen ván, zonder bestemming en zonder opdracht in die groote, b o v e n n a t u u r l i j k e gemeenschap die de Kerk is ; (…)hij werd eveneens losgerukt van die schoone, n a t u u r l i j k e gemeenschappen en verbanden : de Staat, het Volk, de Volksgemeenschap, de Geschiedenis. Ook déze goederen gingen voor hem te loor. Ook déze prachtige waarden waarvan het beleven den mensch menschelijk GESTALTE (een i n h o u d een l i e f d e en een b e z i e l i n g ) zou hebben gegeven, werden hem ontnomen. Ook in deze gemeenschappen leeft hij t e r u g – g e w o r p e n op z i c h z e l f: zonder opdracht, zonder bestemming.
|
Het Liberalisme (20 – 23)
|
dit zichzelf (geestelijk en zedelijk) r e a l i s e e r e n , werd in het oog van dien laten liberalen mensch, die alleen maar « vrijheid » wilde, een waardelooze dwaasheid. Het liberalisme vernietigde het verband tusschen den mensch en zijn medemensch, tusschen den mensch en de Volksgemeenschap, tusschen den mensch en den Staat, tusschen den mensch en de Geschiedenis, – maar het vernietigde hiermede tévens… den mensch. Het vernietigde n.l. de mógelijkheid zichzelf te realiseeren. Men realiseert zich alleen in diénstbaarheid aan den nááste.
|
De Democratie (23 – 27)
|
De wijze aanvaardt de verantwoordelijkheid voor de waarheid die hij verdedigt; de democratie verschuift deze naar de meerderheid, d.w.z. : in concreto n a a r n i e m a n d.
Heeft het kapitalisme gansche lagen van het Volk verpauperd, de democratie gaf het den laatsten stoot : zij heeft het Volk over de gansche linie geestelijk verpeupeld. Zij heeft het sloopingswerk van het liberalisme (geestelijk en materieel) VOLTOOID.
En nadat men het onnoodig had geoordeeld den mensch tot zijn menschelijke volstandigheid te ontwikkelen, hem als m e n s c h te eerbiedigen, werd hij nog enkel beschouwd als een instrument om te g e b r u i k e n. Voor het overige was
hij waardeloos. Het kapitalisme heeft hem gebruikt; de democratie heeft hem gebruikt; de Kerk heeft hem gebruikt. De mensch zelf beteekende niets meer; de mensch zelf heeft men aan zijn lot overgelaten.
|
Het Europeesch Fascisme (27 – 36)
|
Het Fascisme is de OPSTAND van alle nog vitale krachten tegen de geestelijke en zedelijke ontbinding, tegen de geestelijke en zedelijke verzwijning waaraan de Europeesche mensch reddeloos scheen prijsgegeven. Het is een geestelijke en zedelijke revolutie allereerst. « Het Fascisme », zeide Mussolini, « herschept niet de v o r m e n van het leven; het herschept zijn i n h o u d, den ménsch, het karakter, het geloof ».
Het Fascisme e e r b i e d i g t het christendom - in tegenstelling met het liberalisme dat het heeft g e d u l d, het socialisme dat het heeft v e r a c h t, en het communisme dat het heeft g e h a a t als zijn vijand. Het Fascisme eerbiedigt het, en eerbiedigt het als o p p e r s t e levenswaarde. Het schept daarnaast die natuurlijke voorwaarde welke voor een normale ontwikkeling van het godsdienstig leven noodzakelijk is: n i e t omdat het dien veel afgebulkten « zekeren m a t e r i e e l e n welstand », doch omdat het dien natuurlijken g e e s t e l i j k e n welstand, het zédelijk gezondzijn van een volk eischt en herstelt.
Ik meen, dat de Kerk in dien nieuwen Europeeschen MENSCH (in dien Fascistischen mensch) een 100 maal vruchtbaarder arbeidsveld bezit dan in dat ontbonden, vernielde, ziel-, geest- en willooze wezen dat het verleden heeft gekweekt. - DOCH SLECHTS OP E E N VOORWAARDE.
|
V De Kerk (36 – 40)
|
Slechts op voorwaarde dat de Kerk dezen nieuwen mensch b e g r ij p t en hem een werkelijkheid, een ideaal en een strijd openbaart, die hém - den reeds bij een zoo schoone werkelijkheid en strijd betrokkene - nog waarlijk b e z i e l e n kunnen.
Alleen een Kerk, die den g o d d e l i j k e n Christus predikt den Christus zóo als Hij rondging op deze wereld, zóo als wij Hem nóg kunnen leeren kennen uit Zijn Evangelie, uit Zijn daden en woorden, uit dien vehementen en toch zoo deemoedigen strijd dien Hij streed om het Rijk Gods in de zielen der Zijnen voor te bereiden (en tegen het kwaad der wereld te behoeden) ; alleen deze Kerk zal dien nieuwen, strijdbaren BOUWER van heden kunnen b e z i e l e n en tot zich trekken.
Het Fascisme zal alleen dan een gunstige en zeer gelukkige voorwaarde voor de Kerk blijken, als ZIJ Z I C H Z E L F GRONDIG EN GEHEEL H E R Z I E T EN H E R N I E U W T : als zij zich bezint op haar WEZEN – strijdgemeenschap te zijn voor een waarachtig Gódsrijk – en dit wezen HEROVERT.
|
VI Is hernieuwing nog mogelijk? (40 – 46)
|
dit zichzelf (geestelijk en zedelijk) ALLEEN déze onafgebroken STRIJD om een Hiërarchie van Besten, om de scherpst-gerichte inspanning der edelste levens-energieën, garandeert en schept die weliswaar nimmer volmaakte maar daarom niet minder schoone werkelijkheid : een Volk dat GROOT is OVEREENKOMSTIG ZIJN WEZEN EN BESTEMMING (welke schepping tevens het gezagsgoed, het volksdoel is).
Wij verlangen hiermede niet, zooals men ons verwijt, dat de priesters heiligen zijn van het formaat dier groote ordestichers en ordehervormers als Franciscus,
Johannes van het Kruis, Theresia van Avila, Benedictus of Dominicus; wij verlangen alleen, dat de Kerkelijke Hiërarchie het beste vertegenwoordigt dat de gemeenschap der geloovigen aan wijsheid, inzicht en heiligheid kán opleveren; dat de Kerk door de BESTEN wordt GELEID : door boven-natuurlijk levenden, door wijzen, door wil-sterken en moedigen : door lieden die zich geheel in dienst stellen van het gezags-g o e d : de opbouw van het bovennatuurlijk leven in de zielen : de opbouw van het Rijk Gods binnen de Kerk.
(...) en bemerkt men dat de léiding der ziélen, die de heiligt Chrysostomus aan de BESTEN wilde toevertrouwd zien, thans wordt toevertrouwd aan lieden die, gezien hun « capaciteiten », in het gewone leven precies voor kantoor-bediende in aanmerking zouden zijn gekomen; aan lieden die geen ziel, geen mensch, geen hart en geen geest meer b e g r i j p e n: aan lieden wien alles ontgaat, die aan elke werkelijkheid voorbijleven, zoowel aan de ziel die naar Christus hongert, als aan Christus die zich aan elke menschenziel wil geven ; aan lieden die hun glimlachende incompetentie met de bekende « roomsche blijdschap » wegmoffelen naar het « vertrouwen op God » en voor de rest een stelletje phrasen samendazen over een Eeuwigheid waarin alles wel zal worden opgelost en eindelijk alles vanzelf volkomen wordt.
|
Het Rijk Gods (46 – 50)
|
Het Rijk Gods prediken binnen de Kerk is nu eenmaal een volslagen ánder christendom prediken dan tháns als goed verdedigd wordt en is, onvermijdelijk, mét dat christendom in s t r i j d komen.
Overal waar de Kerk verwereldscht is, zou de prediking van het Rijk Gods onvermijdelijk verzet, strijd, verdeeldheid, haat, vijandschap en het heengaan veler beteekenen : het verzet van een Overheid die de wereld v r e e s t, en vreest te verliezen wat zij van de wereld ontvangt : « het kei-harde smijtgeld », het judas-geld vaak der rijken, waarmede zooveel thans staat of valt; het verzet en de haat van de priesters die van de wereld z i j n, hetzij doordat zij de wereld huldigen, hetzij doordat zij (uit vrees voor de wereld) den Christus niet prediken ; het verzet en het heengaan der talloozen die binnen de Kerk van geen Christus willen weten; de haat van al die eerzuchtige ketters der actie, wijl de waarde geloochend wordt van al die « enorme successen » die met geld, organisatie en massa-regie nu eenmaal voor eenieder te boeken zijn, – successen, waarmee men wel een g e t a l verovert of behoudt voor de K e r k, maar geen z i e l verovert of wint voor C h r i s t u s.
|
De Leken (50 – 53)
|
Hun allereerste plicht – als grondslag en eenige voorwaarde voor een vruchtbaar-apostolische werkzaamheid naar buiten – blijft de vorming van hun i n w e n d i g leven.
|
Strijd (53 – 57)
|
Doch naast de zorg voor de rijkdom van het eigen zieleleven hebben wij – haast gelijktijdig – tot taak apostelen te zijn, STRIJDBARE apostelen die het Rijk Gods binnen de Kerk verdedigen en verbreiden.
(...)om (...) een onverzettelijke, diep-overtuigde, roekelooze en apostolische KERN te vormen, een kleine, sterke, vurig- en bewustlevende, bewust-gerichte élite, die (…) de gestaalde en strijdbare kern is welke de strijd voor het RIJK GODS DOORZET.
|
|
Hoedt U – uit lijfsbehoud! – voor de bestaande organisaties, voor « het vruchthaar werken binnen de bestaande verbanden »!
Ik ben ervan overtuigd : een als boven uiteengezette heropbouw van het Rijk Gods in onszelf en, vanuit de te vormen kernen, binnen de Kerk zal, gezien het verstoken zijn van zooveel hulpmiddelen, medewerking, ja, dikwijls van de allernoodzakelijkste leiding, slechts zeer langzaam, zeer onvolkomen, zeer gebrekkig, aarzelend en weifelmoedig vaak geschieden. Veel van wat op dit moment nog kon geboren worden zal ongeboren blijven; veel velden, die reeds wit staan voor de oogst, zullen w i j niet meer betreden mogen; veel schoone verwachtingen zullen enkel pijn zijn, en blijven. En wat wij nog bereiken, zal geschieden over tallooze nederlagen (in onszelf en om ons heen). Het geringste wézenlijk bereiken zal ons vaak als hopeloos en onmogelijk voorkomen. Zoo weinig zullen wij « vorderen ». « Opbouwen » zal vaak niets anders zijn, dan telkens opnieuw en onvermoeibaar HERBEGINNEN – in blindelingsche overgave.
|
Nabeschouwing over de titel “Het Zwaard”
Het zwaard van Vrouwe Justitia (zie het vignet van Subjectieve Normen, ontworpen door L. Manche ) staat symbool voor het vonnis.
Als Bruning de titel van zijn boek dáárom gekozen zou hebben zou dat betrekking kunnen hebben op het harde oordeel dat hij velt over de gezagsdragers in de kerk en over de demo-liberale staatsvorm.
Voor mij staat het symbool voor de strijd die gestreden moet worden in een geestelijke en zedelijke revolutie ten behoeve van een nieuwe orde, maar nog meer voor de strijd die door ieder gestreden moet worden om het Rijk Gods in zijn ziel te realiseren.
Eindhoven, 27-02-2011
Theo Bruning
|
|
|