terug


BEWUSTZIJNSVERNAUWING?
De keuze van Henri Bruning voor fascisme en Verdinaso

Inhoud
1. Inleiding
2. Zijn keuze voor fascisme en Verdinaso
3. Zijn fascistische overtuigingen
    3.1. Het zwaard (1934)
        3.1.1. Zijn visie op het leven, de onvolledige mens
        3.1.2. De Staat, het Volk, de Volksgemeenschap, de Geschiedenis
        3.1.3. Het liberalisme
        3.1.4. Het fascisme
    3.2. Verworpen christendom (1938)
        3.2.1. Christelijke sociale orde (Maritain)
        3.2.2. Ondergang van de Europese beschaving (Van Duinkerken)
4. Conclusie


1. Inleiding
Aan het eind van de paragraaf op Wikipedia over Bruning tijdens de oorlog (), wordt een opmerking van W.L.M.E. van Leeuwen, van wie Bruning in februari 1941 nog het boek Schrijvers en schilders () had besproken, aangehaald, waarin hij ‘meende dat Bruning in een moment van bewustzijnsvernauwing voor het fascisme koos’. De reacties van Bruning naar aanleiding van het artikel, waarin deze opmerking voorkwam, zijn te lezen in Henri Bruning over grootheid en tragiek en geweten van R. Bruning (blz. 69-73 ).

In het hiernavolgende wil ik Brunings fascisme belichten.


2. Zijn keuze voor fascisme en Verdinaso
Over zijn politieke keuzes tijdens de vooroorlogse periode, dus zijn keuze voor het fascisme en zijn toetreding tot het Verdinaso moet ik verwijzen naar hetgeen hij daarover gezegd heeft in zijn verantwoording aan zijn kinderen in 1978 (Brief aan zijn kinderen ).
Zijn keuze voor het fascisme was een keuze voor een revolutionaire stroming toen deze nog een ‘mogelijkheid’ in zich droeg en een zich afzetten tegen een in zijn ogen verworden (‘verleugende’) samenleving.
Hij was toegetreden tot het fascistische Verdinaso, na het bijwonen van een enthousiaste lezing van de, door hem bewonderde, Vlaamse dichter Wies Moens.

3. Zijn fascistische overtuigingen
Wat zijn publicaties uit die tijd betreft, kan ik, tot op dit moment, alleen maar verwijzen naar wat hij dien aangaande heeft geschreven in Het Zwaard (1934) en in Verworpen Christendom (1938).
Bruning maakte onderscheid tussen het bovennatuurlijke, het religieus-geestelijke, leven en het natuurlijke, zuiver aardse, leven. De politiek behoorde tot het natuurlijke leven. En omdat de politiek zich, hier te lande, afspeelde in een overwegend niet-christelijke samenleving, wilde Bruning zijn beschouwingen over het natuurlijke leven, uitsluitend baseren op de natuurlijke mens.

3.1. Het Zwaard (1934)
Om zijn politieke keuze te kunnen volgen is het van belang om een beeld te hebben van Brunings kijk uit die tijd op de mens in zijn algemeenheid.

3.1.1. Zijn visie op het leven, de onvolledige mens

Reeds bijna vijftig jaar is het thans geleden, dat Lodewijk van Deyssel zijn verzet ook met deze weinige, bijna onopvallende woorden formuleerde: « Wij zijn MENSCHEN ». - En tóch: ondanks alles wat sedert vijftig jaar en langer voor dien « mensch » werd gedaan, werd beproefd, laat zich een protest tegen het verval om ons heen nog steeds niet anders uitspreken dan toen: IN NAAM van ons VERTRAPTE MENSCH-ZIJN. – En met méér recht nog! ()

Nog steeds verheft zich een protest, IN NAAM VAN HET KONINGSCHAP VAN DEN MENSCH, tégen dat leeggeplunderde en ontadelde, vormlooze, ont-menschte en ont-mande wezen dat thans « mensch » heet. Nog stééds is, om met Mussolini te spreken, onze éénige opdracht : « dát leven te veroveren (zedelijk, geestelijk en lichamelijk) dat den MENSCH waarlijk WAARDIG is ». ()

Leeg-geplunderd is de mensch van heden. Bestolen van al die waarden, welke het leven eerst te leven wáárd maken ; waarvan het beleven den mensch zijn GELUK, zijn INHOUD, zijn GEHALTE, zijn menschelijke GESTALTE is: waarvan het beleven hem eerst wáárlijk tot MENSCH maakt. – Niét het beleven als volmaakten en heiligen stempelt hem tot mensch, maar het kénnen en liéfhebben met zijn gansche menschelijke onvolkomenheid, met een menschelijk-oprechten en menschelijk-strijdbaren WIL. – De WIL overeenkomstig die waarden te leven, dát maakt hem tot mensch, dát is zijn innerlijke en wezenlijke GESTALTE, zijn menschelijk en wezenlijk GELUK. – Maar reeds werd alles, wat op deze aarde het beleven waard is, den mensch van heden ontfutseld. ()

Wat was daar tegenover Brunings houding?

Tegenover deze werkelijkheid zullen slechts twee houdingen mogelijk zijn : haar LOOCHENEN (uit domheid of eigenbelang), óf AANVAARDEN – met den moed en den wil tot LEVEN, tot HER-ORDENEN, tot HER-SCHEPPEN. ()

'Haar loochenen' is uiteraard geen optie voor hem geweest, dus koos hij voor 'den moed en den wil tot leven'.

Wij zijn optimisten in dién zin dat onze wil tot leven den strijd heeft ingezet tegen het ont-luisterde, v e r n i e l d e menschbestaan van heden; ingezet – niét (zooals Nietzsche reeds hoonde) uit medelijden met een socialen nood, niét namens een sociale rechtvaardigheid die ons materieel bestaan wat rustger zou maken, maar in naam van de heiligheid van dit zéér áárdsche leven : in naam van God, die ons deze aarde t o e v e r t ro u w d e : toevertrouwde om haar te vervolmaken naar de glorie van onze menschelijke natuur, en naar de rijkdommen van Christus' Glorie. – In dién zin zijn wij optimisten dat wij dezen strijd VOEREN én... dezen strijd niét v e r g e e f s c h weten. ()

De wil tot strijd in naam van de heiligheid van dit zeer aardse leven, behoorde tot Brunings levensbewustzijn en was zijn belangrijkste drijfveer, die losstond van politieke opvattingen. Maar op politiek gebied was er ook het nodige mis.

3.1.2. De Staat, het Volk, de Volksgemeenschap, de Geschiedenis

In dezen, onzen tijd leeft de mensch niet slechts volkomen losgeworpen ván, zonder bestemming en zonder opdracht in die groote, b o v e n n a t u u r l i j k e gemeenschap die de Kerk is ; (…) hij werd eveneens losgerukt van die schoone, n a t u u r l i j k e gemeenschappen en verbanden : de Staat, het Volk, de Volksgemeenschap, de Geschiedenis. Ook déze goederen gingen voor hem te loor. Ook déze prachtige waarden waarvan het beleven den mensch menschelijk GESTALTE (een i n h o u d een l i e f d e en een b e z i e l i n g ) zou hebben gegeven, werden hem ontnomen. Ook in deze gemeenschappen leeft hij t e r u g – g e w o r p e n op z i c h z e l f : zonder opdracht, zonder bestemming. ()

3.1.3. Het liberalisme

Het leven werd voor den liberalen mensch geheel beheerscht door de algemeene wet der v r i j h e i d, – en aan den grondslag dier vrijheid, aan den grondslag van zijn gansche leven lag die eene, schamele waarde: het vale materieel eigenbelang : dat weldra monsterachtig-egoistisch, geestloos en gewetenloos individualisme dat wel in alles het tegendeel is van het Individualisme dat door geesten als van Deyssel, Nietzsche, en onlangs nog door Oswald Spengler zoo weergaloos verdedigd werd. De persoonlijke vrijheid en het materieel eigenbelang, deze armzalige ficties, werden zijn eenige werkelijkheid; en die prachtige werkelijkheden, de Staat, het Volk, de opbouw van Heden en Toekomst werden ficties : bestonden niet meer voor hem. ()

(...) dit zichzelf (geestelijk en zedelijk) r e a l i s e e r e n , werd in het oog van dien laten liberalen mensch, die alleen maar « vrijheid » wilde, een waardelooze dwaasheid. Het liberalisme vernietigde het verband tusschen den mensch en zijn medemensch, tusschen den mensch en de Volksgemeenschap, tusschen den mensch en den Staat, tusschen den mensch en de Geschiedenis, – maar het vernietigde hiermede tévens… den mensch. Het vernietigde n.l. de mógelijkheid zichzelf te realiseeren. Men realiseert zich alleen in diénstbaarheid aan den nááste. ()

Dat was de genadelooze rooftocht van het liberalisme, dat den mensch kwam bevrijden. Het vernietigde datgene wat den mensch als mensch gestalte gaf, datgene wat een inhoud, een opgaaf, en een gelúk van het menschelijke leven is. ()

Terwijl voor de groote geesten, die ik zoojuist noemde, het individualisme bestond in de opdracht zichzelf te realiseeren – ver van deze platvloersche en verploerte samenleving! – in den opbouw der eigen geestelijke persoonlijkheid, in het her-overen en opnieuw beleven van de waarachtige waarden en groote waarheden des levens (...) ()

(...) werd deze vernielde, onttakelde mensch aan de liberale samenleving overgeleverd. D.w.z. : niet alleen zonder bestemming, doch ook zonder b e s c h e r m i n g. Zijn m a t e r i e e l e belangen mochten vrijelijk worden vernietigd door de sterksten, door de meest roofzuchtigen en gewetenloozen; en wat hem nog aan g e e s t e l i j k bezit mocht resten, mocht vrijelijk worden vernield en verloederd door lectuur, pers, film etc. ()

3.1.4. Het fascisme
Het fascisme vertegenwoordigde voor hem het verzet tegen en een antwoord op de geestelijke en zedelijke ontbinding der levensgemeenschap.

Begrijpt gij, waarom een protest thans niét geschiedt uit naam van een socialen nood, uit naam eener sociale rechtvaardigheid, - doch alleen uit naam van een vertrapt en vernederd MENSCH-ZIJN? ()

Alléén wat IS, kráákt. En het eenige wat thans i s, in Europa, is het EUROPEESCHE FASCISME, - en God verhoede dat dit laatste bolwerk der Europeesche beschaving bezwijkt. Het is het láátste p r o t e s t - en METTERDAAD - tegen ons verloederd leven. ()

Het Fascisme is de OPSTAND van alle nog vitale krachten tegen de geestelijke en zedelijke ontbinding, tegen de geestelijke en zedelijke verzwijning waaraan de Europeesche mensch reddeloos scheen prijsgegeven. Het is een geestelijke en zedelijke revolutie allereerst. « Het Fascisme », zeide Mussolini, « herschept niet de v o r m e n van het leven; het herschept zijn i n h o u d, den ménsch, het karakter, het geloof ». ()

Het Fascisme herstelde den wil en de s t r i j d b a a r h e i d . Het verkondigde, dat niét de welvaart, doch het s c h e p p e n, het deelhebben aan een schepping geluk is en de smart van het leven overwint. Deze schepping is de Mensch, het Volk, de Staat, het Heden, de Toekomst. ()

Het Fascisme eischt, dat de b e s te n van een volk Macht zijn en met Gezag bekleed. ()

Het Fascisme herstelde het « Gezag ». In f e i t e. En de v r i j w i l l i g e, blindelingsche gehoorzaamheid, het vrijwillig en blindelings, het met verstand, hart en wil JA-zeggen op het goede en schoone bevel van den waarachtigen vertegenwoordiger van het volks-goed. ()

Voor het eerst heerscht, met het Fascisme, weer de g e e s t boven het vleesch, het i d e a a l boven het eigenbelang, de d i e n s t b a a r h e i d boven de heerschzucht, de w i l boven het toeval des bloeds, de zelft u c h t boven de zelfzucht. Voor het eerst ontmoeten wij weer LEVENSL I E F D E, LEVENSM O E D, LEVENSV R E U G D E, schéppings-WIL en scheppings-KRACHT, LEVENS-WIL én LEVENS-T R O T S (wie kende dit nog ?) Voor het eerst ontwaren wij meer... de contouren... van MENSCHEN. ()

3.2. Verworpen Christendom (1938)

3.2.1. Christelijke sociale orde (Maritain)

In het hoofdstuk “Jacques Maritain, Het probleem eener christelijk sociale orde” sprak Bruning zijn twijfels uit over de realiseerbaarheid van een door Maritain gepropageerde christelijk sociale orde. Maritain zag een dergelijke orde als een vervolg op een nieuwe christenheid. Deze laatste ziet Bruning al helemaal niet ontstaan. In het betoog van Bruning kom ik het volgende tegen met betrekking tot een sociale orde:

Hij[, Maritain] vergeet dat er, naast de scheppingskracht van een bovennatuurlijk levensbeginsel, ook de scheppings-kracht bestaat van een natuurlijk-zedelijk levensbeginsel en dat dit laatste het eenig scheppend (en normatief) beginsel kán, en daarom ook het actueel scheppend beginsel móet zijn (of moet worden) van een niet meer christelijke gemeenschap op sociaal gebied. ()

maar een ,,rénovation sociale”, datgene dus waarop ook een niet-christelijke wereld recht heeft en waaraan ook de christen plicht heeft mede te werken, zal de vrucht zijn van een natuurlijk-zedelijke hernieuwing. ()

De plicht van den christen in een niet-christelijke wereld, in een wereld die niet aan Christus behoort en voorloopig ook niet aan Christus behooren zal, is een tweevoudige: naast zijn plicht een scheppende kracht te zijn voor een toekomstige christelijke orde, is het zijn plicht een scheppende kracht te zijn in en voor een niet-christelijk tijdperk, en dit laatste: door mede te werken aan het herstel van een, niet christelijke, maar van een zuiver natuurlijk-zedelijke vernieuwing, om op die wijze een samenleving, voor zoo ver dat mogelijk is, te redden uit die anarchie van hartstochten waaraan zij, en met haar zoo tallooze slachtoffers, op de meest ellendige en bittere wijze materieel, zedelijk en geestelijk te gronde gaat. ()

Hier heeft Bruning zijn motief voor het fascisme verwoord.

Er is echter nog een tweede belangrijk punt dat Maritain over het hoofd ziet. (...) dat het leidend en organiseerend beginsel van een natuurlijke gemeenschap een essentieel-natuurlijk beginsel is. ()

Uit het voorgaande komt duidelijk naar voren dat Bruning, binnen de revolutie van het fascisme, streed voor een natuurlijk zedelijk hernieuwing op basis van essentieel-natuurlijke beginselen, om langs die weg te pogen het vertrapte mens-zijn, zoals hij dat ervaren heeft, om te buigen naar een zuiver en waardig mens-zijn.

3.2.2. Ondergang van de Europese beschaving (Van Duinkerken)

Ook in zijn hoofdstuk over Anton van Duinkerken, kwamen niet alleen louter kerkelijke zaken ter sprake. Anton van Duinkerken voorzag een ondergang der Europese beschaving, waartegen hij als afweer al zijn hoop gevestigd had op het herstel der eenheid der kerken en de hernieuwing van het katholiek geloofsleven.

Van Duinkerken stelt het namelijk voor alsof de hereeniging der kerken hét wapen is tegen den ondergang der Europeesche beschaving; hij ziet deze beschaving sedert lang en gevaarlijk en fundamenteel bedreigd, maar in het Duitsche nationaal-socialisme ziet hij zoo ongeveer het verschijnen van den baarlijken duivel, het barre einde zelf. ()

Bruning zag dat Duitse nationaal-socialisme kennelijk niet zo somber in, maar vond de aanpak van van Duinkerken nogal vreemd.

De verdediging eener cultuur wordt hier allereerst afhankelijk gesteld van een religieuze activiteit. ()

Maar...

dit is allereerst de taak van hen aan wie de zorg voor het tijdelijke is opgedragen: de staat, de mensch-als-burger. ()

Maar vervolgens werd Bruning toch serieus en toonde zich niet blind, gezien zijn formulering, voor de (ook) destructieve beginselen in het Duitse nationaal-socialisme, maar vreesde toch bovenal de met machtswil bewapende aanhangers, méér dan de destructieve beginselen zelf, en stelde als verweer daar tegenover een politieke tegenstrijd om de macht der constructieve beginselen op natuurlijk gebied.

Tegenover de hereniging der kerken als middel in de strijd tegen de ondergang der Europese beschaving achtte Bruning het een noodzaak, als gemeenschap, een eenheid te vormen op basis van de constructieve beginselen:

Een cultuur die bedreigd wordt door destructieve beginselen welker aanhangers bezield zijn door een politieke machtswil gewapend met een niet te onderschatten machtswerkeljkheid eischt, als afweer, geen eenheid der Kerken, maar eischt, van de positieve, constructieve elementen een politieke repliek: een tegenstrijd om de macht, om de leiding der constructieve beginselen op natuurlijk gebied. ()

(In zijn politieke geschriften, die Bruning tijdens de oolog publiceerde, bleef hij ook steeds de constructieve beginselen op natuurlijk gebied verdedigen.)

bij dezen strijd voor het behoud van een gemeenschappelijk goed [is het] plicht en noodzaak een eenheid te creëren ondanks geloofsverdeeldheid. ()

4. Conclusie
Bruning zag in het fascisme op de eerste plaats een opstand, een revolutie, der vitale krachten tegen een vertrapt mens-zijn.
Zowel de oplossing door Maritain, als door Van Duinkerken voor die problematiek aangedragen, verwierp hij.

Als lid van het Verdinaso, was er bij Bruning geen sprake van een uitgesproken nationalisme. Hij was voorvechter van een samengaan van Nederland, België en Luxemburg in Dietsland, om als grotere staat een krachtiger tegenwicht te vormen tegen de machtsstrijd der Europese grootmachten, Duitsland, Frankrijk en Engeland en om, met het beteugelen van de machtsstrijd der grootmachten, de Europese beschaving te redden. In de visie van Bruning speelde Europa een centrale rol.

Bij het Verdinaso sprak hem vooral de strijdwijze van Van Severen bijzonder aan en

de gesteldheid die hij van zijn mensen vergde bij hun bouwen en uitbouwen van de kernen waarop hij in zijn buiten-parlementaire strijd was aangewezen: waardigheid, zelfrespect, zelfdiscipline, respect voor de menselijke waardigheid van de ander, en dit laatste betekende: spreek de ander aan in het beste van hemzelf, leg het niveau van uw woord zo hoog mogelijk als uw gehoor u toelaat. (Brief aan zijn kinderen, blz 8 )

Bruning heeft, begeesterd door de toespraak van Wies Moens, zich aangemeld bij het fascistische Verdinaso. Hierbij was er absoluut geen sprake van bewustzijnsvernauwing. Bruning had zich reeds lang verdiept in wat er in die tijd in Europa gaande was. Hij had zijn weloverwogen bezwaren tegen de politiek van die dagen, en koos voor een buitenparlementaire strijd via het Verdinaso om met name de natuurlijk-zedelijke grondbeginselen van zijn revolutie te verdedigen.

Tegenwoordig beoordeelt men het fascisme als een verderfelijk politiek systeem. Bruning heeft met zijn opstelling binnen dat verfoeilijke fascisme dan toch een behoorlijk tegengeluid gegeven.

Het veroordelen van de keuze voor het fascisme van de schrijver Bruning, louter en alleen op basis van een lidmaatschap, zonder naar de inhoud van zijn publicaties te hebben gekeken en dus naar de ideeën die hij via zijn publicaties heeft uitgedragen dan wel verdedigd heeft, zou men, in plaats van een bewustzijnsvernauwing bij Bruning op het moment van zijn keuze voor het fascisme, een weloverwogen en dus bewuste blikveldvernauwing kunnen noemen bij hem die Bruning zo veroordeelt. Een dergelijke handelwijze is als zodanig nauwelijks (wetenschappelijk) te verantwoorden.

In een volgende Voorlopige Subjectieve Bevinding zal ik zijn keuze voor het nationaal-socialisme, kort na de inval van de Duitsers, belichten.

Theo Bruning,
Eindhoven, 19-03-2013
























terug



aangemaakt: 20-02-2013 Copyright © 2013 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-06-2013