terug


WAT BRUNING VERDEDIGDE
n.a.v. de brochure Zin en Plicht der Natuurlijke Orde

    Inhoud
1. Inleiding1. Inleiding
2. Samenvatting2. Samenvatting
    2.1. Christelijke versus sociale rechtvaardigheid1. Christelijke versus sociale rechtvaardigheid
    2.2. Christelijke handelen2. Christelijke handelen
    2.3. Natuurlijk solidarisme: een door God gewilde orde3. Natuurlijk solidarisme: een door God gewilde orde
    2.4. Natuurlijk solidarisme kan men niet “katholiek” noemen4. Natuurlijk solidarisme kan men niet “katholiek” noemen
    2.5. De “nieuwe heiden” versus de “oude heiden”5. De “nieuwe heiden” versus de “oude heiden”
    2.6. Staatsmanskunst6. Staatsmanskunst
    2.7. De christen als burger versus de christen als christen7. De christen als burger versus de christen als christen
    2.8. Het doel van de staat nooit in strijd met het christelijk doel8. Het doel van de staat nooit in strijd met het christelijk doel
    2.9. De “nieuwe” tijd9. De “nieuwe” tijd
    2.10. Kerk versus staat; staat versus kerk10. Kerk versus staat; staat versus kerk
    2.11. Slotopmerking11. Slotopmerking
3. Nabeschouwing3. Nabeschouwing


1. Inleiding
In 1942 schreef Bruning de brochure Zin en Plicht der Natuurlijke Orde (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde) op verzoek van een aantal katholieke Amsterdamse NSB-ers. Op het voorblad stond dan ook als een soort motto: De Katholieken en de Nieuwe Tijd.

De centrale ereraad (Henri Bruning, Grootheid en.. Hfdst. I) zei over deze brochure in zijn schriftelijke uitspraak van 29 november 1947 o.a.:
6) de kunstenaar heeft gedurende de bezetting voor een groep rooms-katholieke nationaal-socialisten, welke groep speciaal N.S.B.propaganda maakte onder rooms-katholieken en op kosten van die groep een brochure het licht doen zien, getiteld "Zin en Plicht der Natuurlijke Orde", in welke brochure van rooms-katholiek standpunt de nationaal-socialistische opvattingen over volksgemeenschap en staat worden verdedigd (...)


Alleen al met betrekking tot het titelblad zijn een aantal opmerkingen te maken:
  • Het woord ‘zin’ uit Zin en Plicht komt in die betekenis in de hele brochure niet voor, in tegenstelling tot ‘plicht’ dat zeer veelvuldig voorkomt.
  • Sprak Bruning in zijn brochure Een hard en ernstig woord... over de “Nieuwe Europeesche Orde” in deze brochure benadrukt hij een ander belangrijk aspect van de nieuwe orde; het is een “Natuurlijke Orde”.
  • Het woord ‘katholiek’ komt precies vier maal voor in slechts één van de totaal tien paragrafen; de woorden ‘christen’ en ‘christelijk’ worden zeer veel gebruikt; ‘roomsch-katholiek’ evenals (nationaal-)’socialistisch’ komt helemaal niet voor. Sociaal, daarentegen, wordt zeer veelvuldig door Bruning gehanteerd, vooral in samenhang met rechtvaardigheid.


2. Samenvatting
In de volgende samenvatting van de brochure zal ik elke paragraaf van een titel voorzien, waardoor de structuur van het betoog beter naar voren komt en zal ik elke paragraaf met een paar van Brunings eigen zinnen weergeven. (Sommige passages zijn door mij vet weergegeven.)

2.1. Christelijke versus sociale rechtvaardigheid

De christelijke rechtvaardigheid heeft betrekking op de verhouding van den mensch tot God: opdat hij God geve wat God toekomt; de sociale rechtvaardigheid heeft betrekking op (regelt) de verhouding der menschen onderling op natuurlijk gebied.
Het beginsel der sociale rechtvaardigheid is het solidarisme, hetgeen leven overeenkomstig een natuurlijke zedelijkheid impliceert. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 1)


Sociale rechtvaardigheid is dienstbaarheid aan een zuiver natuurlijk solidarisme.
Christelijke rechtvaardigheid is dienstbaarheid aan een goddelijk absolutisme. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 2)



2.2. Christelijk handelen

Een werkgever die zijn arbeiders rechtvaardig behandelt, handelt niet ,,christelijk”, maar volgens een natuurlijke zedelijkheid, — die het eigendom kan zijn van iedereen, en niet alleen van den christen. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 3)



2.3. Natuurlijk solidarisme: een door God gewilde orde

In een voor een belangrijk deel niet-christelijke of voor een nog belangrijker deel quasi-christelijke wereld (...) kán en moet de sociale rechtvaardigheid, de dienstbaarheid aan een natuurlijk solidarisme, het algemeen bindend en ordenend beginsel zijn. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 3,4)

(...) de natuurlijke orde der dingen ontwrichten, is tegen een goddelijken wil in opstand komen en een orde van God ontwrichten. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 4)



2.4. Natuurlijk solidarisme kan men niet "katholiek" noemen

Als christenen de sociale rechtvaardigheid (ordening van het maatschappelijk leven overeenkomstig het natuurlijk doel der dingen) poneeren als het wenschelijk orde-beginsel eener gansche gemeenschap, mogen zij dit slechts in naam van het algemeen tijdelijk welzijn dier gemeenschap: OMDAT zij achter dit beginsel niet slechts de geloofsgenooten maar alle volksgenooten moeten vereenigen, want eerst deze eenheid garandeert, gelijk gezegd, het hoogste tijdelijk welzijn eener gemeenschap. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 4)
En in een staat, die de natuur der dingen verkracht en verloochent, is het hun plicht [van de katholieken] — juist als zij zich in het bezit wanen van een maatschappij-opvatting welke gebaseerd is op de natuurlijke orde der dingen en die, verwerkelijkt, het geheele volk zou ten goede komen — geheel dit volk d. w. z. al de volksgenooten en dus niet enkel de geloofsgenooten voor deze orde te winnen. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 5)
Terwijl het anderzijds even vanzelfsprekend is dat men beginselen, die door iedereen kunnen worden onderschreven omdat zij de beginselen zijn van het gezond (geworden) verstand en slechts betrekking hebben op de verhouding der menschen onderling, ook niet poneeren kán als ,,katholiek”, hetgeen duidt op een bepaalden vorm van religie, op een bepaalde wijze van God dienen, op een bepaalden vorm van de verhouding God-mensch, mensch-God. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 5)


2.5. De “nieuwe heiden” versus de “oude heiden”

Heeft een christen den plicht zich, wat zijn deugdenleven betreft, aan Christus op te richten, een niet-christen heeft het recht het voorbeeld van zijn natuurlijk deugdenleven elders, desnoods in een voor-christelijk tijdperk te zoeken, en hij doet dit met te meer recht als hij in de christenen slechts een verraad, zelfs aan een natuurlijk deugden-leven, gewaar wordt. — Beteekent dit terug-grijpen een evolutie van tweeduizend jaar ongedaan maken? Kom kom. Geven wij ons er liever rekenschap van, dat die z.g. ,,nieuwe heiden”, die mensch die wederom zijn ménschelijke gestalte zoekt d. w. z. het herstel van een natuurlijk deugdenleven, een tienmaal waardevoller werkelijkheid vertegenwoordigt dan die ,,oude”, verloopen, ontwortelde heiden, de heiden zónder gestalte en zónder deugden, die thans onze samenleving bevolkt en dien wij aanvaarden, met wien wij zoo bereidwillig samenwerken, wiens recht op macht en invloed wij geen oogenblik betwisten, hoewel... hoewel in hem (en niet alleen in hém, ja, ook in ons vaak!) veel méér dan tweeduizend jaar christendom zijn te niet gedaan. Op zijn minst genomen is die ,,nieuwe heiden” een protest dat recht heeft: een rechtmatig protest tegen een verloopen heidendom en een verloopen christendom, tegen een christendom waarin niet slechts elk spoor van bovennatuurlijk, maar ook van een natuurlijk deugdenleven werd uitgewischt — tot een naargeestige schim, tot een smakeloos en lauw surrogaat (dat daarom niet alleen door God, maar ook, en terecht, door den mensch wordt uitgespuwd). Is hij ,,een gevaar”, dan vooral omdat wijzelf, noch bovennatuurlijk, noch natuurlijk gestalte bezittend, een gevaar werden — waarmee inderdaad, hoe dan ook, door onszelf of door anderen, moet worden afgerekend. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 7)



2.6. Staatsmanskunst

De staatsman eische een samenwerking in vrede waar deze vrede mogelijk is (en op het gebied der natuurlijke orde en haar maatschappelijke en politieke structuur kan deze over de heele linie mogelijk zijn), en hij eische eerbied voor elkander waar, op het gebied der wereldbeschouwing, de meeningen ergens uit elkander zouden gaan. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 6)

Staatsmanskunst eischt enkel zuiver natuurlijke deugden: practisch verstand, een scherpe, zakelijke kijk op het hier en nu, op heden en toekomst, op vriend en vijand, op staat en nabuurstaat; instinct voor situaties; wilskracht om het inzicht te verwerkelijken binnen de grenzen van het mogelijke en wenschelijke; voorzichtigheid; rechtvaardigheid; liefde; kortom, een natuurlijke rechtschapenheid d. w. z. een al zijn handelingen beheerschende trouw aan zijn volk, aan het beginsel dat het tijdelijk heil van zijn volk vertegenwoordigt. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 8)



2.7. De christen als burger versus de christen als christen

Waaruit volgt dat de christen als burger, die het natuurlijk gemeenschapsdoel dient, volgens andere normen handelt dan als christen, die het kerkdoel, het bovennatuurlijk levensdoel dient. Bij zijn handelen als burger maakt hij natuur en bovennatuur van elkander los, en laat hij dus twee verschillende beginselen in zijn leven toe.
(..) te zamen met alle andere burgers zet ook de christen zich als burger geheel en geestdriftig in voor het natuurlijk heil van de gemeenschap, voor het zich oprichten, in heel zijn natuurlijken luister, van mensch en gemeenschap, en zulks gedreven ook door de wetenschap dat dit het natuurlijk geluk van den mensch impliceert, en het einde, het eindelijk einde van zooveel vernederend onrecht, gepleegd door hen, die den mensch, om welke reden dan ook, willen knechten, onteeren of misbruiken. — En dit natuurlijk geluk voor zijn evenmensch helpen verwerkelijken is voor eenieder plicht (van naastenliefde) — los van elke overweging omtrent diens boven-natuurlijk geluk. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 9)



2.8. Het doel van de staat nooit in strijd met het christelijk doel

wanneer de staat zijn eigen doel dient, n.l. het natuurlijk heil en derhalve de natuurlijke zedelijkheid van mensch en gemeenschap, kan hij nooit in strijd komen het het doel dat de kerk nastreeft: het bovennatuurlijk leven in de zielen. Christelijke rechtvaardigheid onderstelt een zuiver-godsdienstige, bovennatuurlijk gerichte apostolische activiteit; zij onderstelt het daadwerkelijk herstel eener christenheid van gebed, kennis en liefde; zij onderstelt én in haar strijders en in haar verwerkelijking een daadwerkelijk beleefde erkenning van Gods rechten, van zijn primair, souverein recht op den mensch. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 10)



2.9. De “nieuwe” tijd

De staat — en insgelijks de politieke omwenteling die wij heden ten dage beleven — heeft geen andere taak dan, gelijk wij zeiden, het handelen van den mensch te richten op, te onderwerpen aan het algemeen welzijn van de gemeenschap op natuurlijk gebied. Dit impliceert rechtvaardigheid en liefde. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 11)


In den staat vindt de mensch zijn natuurlijke voltooiing, in de kerk zijn bovennatuurlijk leven (waarvan de eindvoltooing — de Godsaanschouwing — hem in het Hiernamaals ten deel valt). (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 12)



2.10. Kerk versus staat; staat versus kerk

De kerk moet den staat eerbiedigen en liefhebben — inderdaad, liefhebben — die de natuurlijke glorie en perfectie van den mensch wil, die wil dat de mensch zich wederom trotsch en onvoorwaardelijk in die perfectie opricht, en die daarom de glorie en de trots eener natuurlijke zedelijkheid in het licht stelt en heerschzuchtig poneert; zij moet den staat eerbiedigen en liefhebben die zijn onderdanen voorhoudt, de op natuurlijk gebied kostbaarste en heiligste goederen van een volk en van een ras onbevlekt te handhaven en daadwerkelijk als zijn hoogste goederen te eerbiedigen, te beleven en onvoorwaardelijk te verdedigen; die zijn onderdanen leert, in de heiligheid en onaantastbaarheid der natuurlijke zeden, in de heiligheid en onaantastbaarheid daarom van volk en ras, van bloed en bodem, van staat en rijk zijn diepste en verhevenste bezieling te putten op natuurlijk gebied.

En omgekeerd: de staat eerbiedige de kerk welke wérkelijk slechts bekommerd is om de bovennatuurlijke perfectie van den mensch: de verhouding van de ziel tot God, het bovennatuurlijk leven in de zielen; die kerk welke temidden van de woelingen der wereld verschijnt — ver van elken machtswil en ver ook van elk zuur en vernederend relativeeren der natuurlijke glorie van den mensch — zooals Christus onder ons verscheen — hetgeen ons beschreven werd in dien wellicht ontroerendsten zin van het Mattheus-evangelie: ,,Zie, uw Koning komt tot u zachtmoedig en zittend op een ezel, een veulen, het jong van een lastdier”; (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 14)

Beide machten (...) [zijn] verbonden door hun verschillende dienstbaarheid aan een en denzelfden mensch, door een wederzijdschen eerbied: eerbied voor elkanders geheel eigen, en eerbied voor elkanders zeer schoone doel, eerbied ook voor elkanders dienstbaarheid en plichtsbesef. (Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 15)

2.11. Slotopmerking

Het heeft geen zin meer slechts met theorieën gelijkjes te creëeren (dat faciele spel is voorbij!); beslissend is: met zijn leven gelijk te hebben, met zijn leven naar een prachtig gelijk te streven!(Zin en Plicht der Natuurlijke Orde blz. 16)



3. Nabeschouwing

De orde die Bruning “verdedigde” is gebaseerd op het beginsel der sociale rechtvaardigheid, het solidarisme, hetgeen leven overeenkomstig een natuurlijke zedelijkheid impliceert. Naar Brunings opvatting heeft dit beginsel dus een volkomen natuurlijke grondslag en is derhalve niet te danken aan een nationaal-socialistische dan wel fascistische ideologie.

Gezien alle door mij vet weergegeven passages, verdedigde Bruning kennelijk opvattingen waaraan onze bezetters en hun leider volstrekt niet beantwoordden. Daar waar hij spreekt over volk, stelt hij geen speciaal volk op de voorgrond en daar waar hij spreekt over ras, sluit hij geen enkel ras uit.

Met het sporadisch gebruik van enig nationaal-socialistisch jargon trachtte hij zijn verzet tegen de bezetter te vermommen. Gezien de vele tegenwerking die Bruning van de zijde der Duitsers bij het publiceren van zijn werk heeft ondervonden, mogen we concluderen dat dit vermommen bij hen niet heeft gewerkt. Zijn rechters daarentegen, en velen na hen, zagen uitsluitend de vermomming.

Gezien zijn veroordelingen, heeft hij zijn gelijk niet gekregen, maar voor zijn gelijk heeft wel met zijn 'leven als schrijver' na de oorlog moeten betalen.

Eindhoven, 02-05-2011
Theo Bruning
























terug



aangemaakt: 27-04-2011 Copyright © 2011 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 29-06-2013