Twee opmerkelijke brieven van oktober 1943

Wat aangrijpend is, is als iemand deze verantwoordelijkheid voor de gevolgen werkelijk en tot in het diepst van zijn ziel voelt en verantwoordelijkheidsethisch handelt, en dan op een bepaald moment zegt: "hier sta ik, ik kan niet anders." Dat is pas echt menselijk, dat grijpt je aan.

Max Weber in Politiek als beroep,
Geciteerd door Welmoed Vlieger
in Trouw, de Verdieping 26-01-'21.



Gedurende de oorlog heeft er een correspondentie plaatsgevonden met "Bert" en wel van maart 1942 tot november 1943
Het iniatief voor deze correspondentie was uitgegaan van Bert, omdat diens waardering voor Bruning in de knel was komen te zitten, getuige zijn vraagstelling in de eerste brief:

"Zijt gij nog Katholiek? Zoo ja, waarom strijdt je dan niet tegen de S.S.-gedachte, die meer en meer als de kern van het nat.soc. te voorschijn komt, en die rechtstreeks het Christendom zelf bestrijdt?"

De correspondentie is slechts fragmentarisch bewaard gebleven. D.w.z. dat de brieven van Bert vrijwel allemaal ontbreken en dat er hoogstwaarschijnlijk meer brieven van Bruning (en Bert) zijn geweest. Van de overgebleven brieven van Bruning werpen de twee voorlaatsten een bijzonder licht op diens religieuze leven en op diens politieke overtuiging op dat moment. Zijn visie op het nationaal-socialisme wordt in deze brieven niet nader toegelicht. Daarvoor wil ik verwijzen naar mijn subjectieve bevinding: "Mijn conclusies nav Brunings publicaties tijdens de oorlog". ()
Deze twee brieven volgen hieronder.
Wat Bert geschreven heeft is slechts zeer fragmentarisch bekend, nl. uit de aanhalingen die Bruning in zijn brieven doet. Deze aanhalingen heb ik in het zwart weergegeven.

Theo Bruning,
Eindhoven,
1 mei 2021



Brief dd 05-10-1943 van Henri Bruning

W a s s e n a a r     5 October     1 9 4 3



Beste Bert, - ik kon je niet eerder antwoorden in verband met werk dat ik vorige week moest afmaken. Nu dit achter den rug is, wil ik toch niet langer wachten, want er staan in je brief enkele opmerkingen waarop ik niet zwijgen wil. Ten eerste dit (en zulks in verband met je opmerking over mijn houding van vroeger in godsdienstige aangelegenheden): Ik ben heden niet ánders en ook niet mínder godsdienstig dan voorheen, en op mijn religieuse overtuigingen heeft het hele politieke gebeuren dezer laatste jaren - en ook vroeger - niet de minste invloed gehad. Dit laatste wil je - voorlopig - wel zoo van me aannemen, en voor 't eerste kan ik je verwijzen naar: 1 mijn zoo juist verschenen verzamelbundel gedichten die tot en met '42 loopt () , 2 naar mijn artikel in het laatste nr van Groot Nederland (waarvan het vervolg wellicht nog iets duidelijker zal zijn), 3 Vluchtige Vertoogen () , dat eerdaags moet verschijnen, 4 Inleiding Elias van Cortona () , 5 "Verbroken Prélude" uit "Nieuwe Verten" () welke verzenbundel eveneens eerstdaags moet verschijnen, 6 naar hetgeen ik nog in de toekomst zal publiceeren. - Bij 1 zou ik er nog op willen wijzen dat ik nooit verstilder en inniger religieuse poëzie heb geschreven dan juist gedurende dat laatste jaar '42; en voor het overige kun je opmerken, dat alle accenten die voorheen voor mijn werk bepalend waren, in mijn nieuwe werken precies zoo, alleen meer verhelderd, voorkomen en bepalend bleven. Ik ben hoegenaamd niet "anders" dan vroeger: ik vertegenwoordig stééds (zooals je kunt weten) een essentieel contra: ik verdedigde stééds het Rijk Gods tegen de Kerk-affaire, en tegen diezelfde affaire verdedigde ook de natuurlijke moraal, en ik heb gedurende deze laatste jaren geen enkele reden gehad dit contra los te laten, integendeel, en wel allerminst voor dat stelletje patriottische gemeenplaatsen (dat vlotte toespraakje dat iedere kapelaan kan afdreunen) en dat jij nu als "de zuivere taal van het gezond verstand, maar vooral van christelijke zin" naar voren brengt. Dacht je nu werkelijk, dat ik twintig jaar lang had gestreden, om me door zoo'n stelletje plattitudes, dat in geen enkel opzicht uitgaat boven het stelletje gemeenplaatsen dat jaar en dag ?? schering en inslag is geweest, te laten imponeeren. Daarvoor heb ik, in de werkelijk groote vertegenwoordigers van het christendom, té groote en té zuivere accenten ontmoet; daarvoor weet ik te goed (en weet trouwens ook jij te goed!) dat het wérkelijke christendom een heel wat grootscher taal spreekt.
       Overigens voel ik er niets voor (nu evenmin als voorheen) dat overbekende spelletje te herhalen, dat hierin bestaat: alles van deze wereld zoo zwart en somber te zien en voor te stellen, dat alleen de katholieke kerk als het eenige reddende licht overblijft, het "eenige houvast". Als je een klein beetje op de hoogte bent van hetgeen ik geschreven heb, dan weet je, dat mijn houvast steeds het Rijk Gods was en dat dat tevens mijn ónzekerheid (en mijn contra) was t.o.v. de Kerk; en vervolgens zie ik de krachten die buiten de Kerk werkzaam zijn (en de eeuwen door werkzaam waren) niet zoo somber en hopeloos als jij ze ziet, integendeel; voor wat dit laatste betreft kan ik je verwijzen naar "Vluchtige Vertoogen" () , inleiding "Elias van Cortona" () , en naar een toespraak () , onlangs gehouden, die dezer dagen in het licht verschijnt. Dan bemerk je niet alleen, dat mijn visie op die krachten buiten de Kerk niet van vandaag of gisteren dateert, maar ook, dat ik daarmede in een volslagen ándere wereld ben gaan leven dan die waarin men den geloovige zoo gaarne binnendringt als men het over "de wereld" en derzelfder activiteit heeft. Ik geloof in de eeuwige schéppings-wil van het menschelijke leven, en als je even in staat bent geweest je er rekenschap van te geven hoe ik deze zaken zie én: hoe ik ze beleef, dan is je tevens duidelijk, waarom ik niet zoo spoedig mijn geloof verlies in een levenswil die zoo prachtig en gericht lossprong als in het Duitsche nationaal-socialisme, en mijn geloof behoud ondanks datgene wat jij zoo exclusief ziet (en zien wil) als een verraad aan het nationaalsocialisme en een reeds fataal-bezoedelde levenswil. Ik geloof trouwens, dat die visie van jou goeddeels te verklaren is doordat je je nooit rekenschap hebt gegeven van wat een revolutie meebrengt, van het enorme verschil tusschen de revolutie in een klein land en in een groot land als het Duitsche Rijk en tenslotte: van de conseuenties en van den strijd van een revolutionair Rijk. Het Waag-artikel, waarover ik je onlangs schreef, kan in zijn huidige vorm (wegens zijn lengte) nog niet gepubliceerd worden; daarom doe ik je hierbij, in verband met hetvoorgaande, een doorslag toekomen, vertrouwend dat je het niet aan anderen laat lezen; ik krijg het na lezing dan wel van je terug.
       Achteraf blijkt nu, dat je me destijds voor 'n dilemma hebt willen plaatsen: óf nat.soc. óf katholicisme. Ook hierover nog enkele woorden. Ik heb steeds gemeend, dat je slechts wilde weten, hoe ik mij tot dat dilemma verhield; want in het andere geval moet ik antwoorden, dat ik waarachtig mans genoeg en eerlijk genoeg ben me daar zélf voor te plaatsen. Evenwel: hoewel ik er aanspraak op maak moreel en godsdienstig nogal overgevoelig te zijn (m'n heele noodlot trouwens) is dat dilemma voor mij nooit dilemma geweest (daarvoor leefde ik misschien te exclusief of te primair het Rijk Gods). Ik blijk, wat het uitblijven van dat dilemma betreft, als véle ernstige katholieken, die óók alles hebben meegemaakt wat jij en ik van het nationaalsocialisme hebben meegemaakt en die desondanks evenmin voor dat dilemma kwamen. Correspondeerend onlangs met 'n strijdbaar katholiek intellectueel en - in vrijwel dezelfde omstandigheden en op datzelfde verschijnsel wijzend - herinnerde ik aan de vele katholieke Vlamingen - o.w. Wies Moens - die klaarblijkelijk nat.soc. en katholicisme heel goed met elkaar konden vereenigen. Waarop de man repliceerde met : "och, die Vlamingen, dat zijn zulke naieve menschen, zulke gevoelsmenschen..." Waarop ik natuurlijk alleen antwoorden kon, dat ik geen enkele reden had om aan te nemen, dat hij (de briefschrijver) intelligenter of mínder naief zou zijn dan Wies Moens (plus de vele anderen die, hoewel vurig en oprecht christen, de nieuwe orde met hart en ziel zijn toegedaan en toegedaan bleven). En meen je nu werkelijk, dat al die menschen (heusch, ze zijn niet zoo weinigen in aantal) zich "met een ijskoud pantser van fanatisme hebben gewapend, en - geisoleerd"? Als ík niet te bepraten ben, dan blijken er een heeleboel niet te bepraten, doch dat is geen gevolg van 'n "ijskoud pantser" of van "fanatisme", maar eenvoudig omdat hetgeen je tot dusver in het midden hebt gebracht, niet zoo heel veel indruk op me gemaakt heeft, én: omdat wij (jij en ik) steeds in twee totaal verschillende werelden hebben geleefd. Dit laatste kun je waarschijnlijk het eenvoudigst vaststellen (voor het oogenblik) aan datgene wat je van mijn tot dusver verschenen geschriften wérkelijk onderschrijft en niet alleen waardeert wegens de oprechten bedoelingen etc.... Neen, mijn zorgen wat betreft den politieken strijd zijn van heel anderen aard dan het dilemma dat jij stelt, doch ik vrees dat ik ook dáárin wel héél ver afsta "van de gemiddelde gevoelens van ons volk" (die ik overigens niet zóó hoog aansla).
       Om hier nog even op die "verraad"-kwestie terug te komen. Dat de gemiddelde Nederlander ons als verrader beschouwt (zooals de gemiddelde Vlaming den activist tijdens de vorigen oorlog in dat "zonder recht overvallen" België), het behoeft heusch niet verder gemotiveerd. Ook niet met motieven van hooger allooi dan de gemiddelde Nederlander opbrengt. (Tusschen haakjes: heb jij ooit dien Vlaamschen activist gevonnisd of de verontwaardiging over hem van den gemiddelden Belg en Vlaming gedeeld?) Inderdaad Mussert verklaarde den oorlog voor geeindigd terwijl de Regeering verdervocht, en, tja, hij doet dit zelfs zonder vredesverdrag. Dat is een verraad aan de Regeering (maar 'n verraad aan de Regeering was óók Zwart Front en is elke revolutionaire strijd ipso facto). De vraag is echter: of dit verraad ook een verraad aan ons volk, m.a.w. of het eerste verraad niet louter van formalistischen aard is. Jouw conclusie echter: "daardoor levert hij ons uit aan de goedgunstigheid van den tegenstander, terwijl de goedgunstigheid zich toch nooit op een ander standpunt dan het Duische belang kan plaatsen!" is stellig er naast. Ten eerste: als het Duitsche belang zelfs ten overstaan van een medestrijder (en diens vele, niet geringe offers) doorslaggevend blijft dan zijn we - met of zonder vredesverdrag - aan die goedgunstigheid d.i. aan het Duitsche eigenbelang overgeleverd en zijn we niet door óns gedrag maar door de zelfzucht en de macht van de Duitscher aan diens eigenbelang overgeleverd. Ten tweede stond het Ned. nat, socialisme sedertdien voortdurend en strijdbaar op de bres voor het Nederlandsche belang (zoodat er ook in feite nooit sprake is geweest van een "overgave" als door jou bedoeld). Ten derde: als de Duitschers slechts door hun eigenbelang lieten leiden en dat stelletje imperialisten vormden dat jij suggereert, dan hadden ze hier en elders nog heel wat anders kunnen doen tijdens een oorlog die van het Duitsche volk zoo onnoemlijk veel eischt. En ten vierde wordt zelfs in de meest extreme kringen van het Nederlandsche nationaal-socialisme precies hetzelfde begrepen (alleen dieper, dunkt me, en daardoor weer geheel anders) wat jij ducht: ik meen nl. dat ook de Duitscher die óns belang wil, werkelijk en oprecht ons belang wil, ons belang niet geheel verstaan kan, eenvoudig wegens het feit dat hij Duitscher en wij Nederlanders zijn. Daarom meenen de Nederlandsche nationaalsocialisten dat wij, waar het gaat om de politieke vormgeving van het Nieuwe Europa voor zoover het onze verhouding tot het Rijk en omgekeerd betreft, ons ook hiér niet exclusief aan de Duitschers mogen "overgeven" maar dat wij zelf actief onze scheppende bijdrage moeten leveren en mét de Duitschers die verhouding moeten bepalen (en zij die dit meenen zijn heusch geen politieke naievelingen). - Nu kun je wel antwoorden: "wat zou je nu, als klein, weerloos volkje, tegen dien kolos beginnen, en dan nog wel na 'n Duitsche overwínning!?", maar zie, dat is nu eenmaal niet de sfeer waarin de nationaalsocialist denkt en arbeidt, want als hij zoo over het nationaalsocialistische Duitschland dacht als jij erover denkt dan liet hij meteen het nationaalsocialisme schieten. Hij meent echter inderdaad dat het nationaalsocialisme 'n nieuwe politieke wil vertegenwoordigt, en 'n andere dan 'n imperialistische. Dat blijkt trouwens dag in dag uit uit de verhouding van het Nieuwe Duitschland tot het Nederlandsche nationaalsocialisme. Die samenwerking voltrekt zich in een geheel andere sfeer. Het groote en beslissende probleem is van geheel andere aard, en dat is dit: dat wij Nederlanders, na zooveel jaren vrede, welvaart etc. zoo zelden iets anders vermogen op te brengen dan een klein-burgerlijke interpretatie van het nationaal-socialisme, op dezelfde manier waarop de Nederlander ook weinig meer weet op te brengen dan een beschamend klein-burgerlijk contra, kortom, in beide houdingen niet veel meer dan een eindeloos-zouteloos gehannes. - Zie je, wat de gemiddelde Nederlander vandaag den dag denkt, en of hij zich nog als vijand beschouwt, en of ik, door een eed van trouw rechtstreeks tegenover mijn volk komt te staan - het is werkelijk van niet het minste belang. Stel je voor dat ik mijn trouw aan mijn volk op geen andere wijze kan bevestigen dan door me in te lijven bij de gevoelens en oordeelen van en huidigen gemiddelden Nederlander. Ik sta - met of zonder mijn volk - aan de zijde van de scheppende krachten van het leven, en dié trouw is mijn eenige trouw aan het Nederlandsche volk; ik wil er alleen voor strijden dát die krachten zich even schoon realiseeren als zij willen, ook al schijnt dan veel wat heden gebeurt een diepbezoedelend verraad. Welk laaste ik echter niet geloof.

Inmiddels met hartelijke groet,
t.t.
Henri Bruning




Brief dd 31-10-1943 van Henri Bruning

W a s s e n a a r     31 October     1 9 4 3



Beste Bert, - je brief is lang blijven liggen, maar er is van allerlei tusschen gekomen. Overigens meen ik - ook na je laatsten brief - dat wij, bij alle overeenkomst, in geheel andere werelden leven; het vertrekpunt - "onze Priesters" () - dit eerste begin, is hier misleidend; ik geloof dat bv. de "ontheologische notities" uit "Verworpen Christendom" () veel karakteristieker voor me zijn; dat heele boek trouwens! Zinnen als "En juist in de laatste eeuw heeft God daarvoor (voor 't terugbrengen van zijn genade tot een minimum) heel duidelijk bepaalde wegen gekozen", zou ik eenvoudig niet meer uit mijn pen kunnen krijgen, nù niet, en al jàren lang niet meer. Ik heb niet het flauwste benul van de wegen der Voorzienigheid; ik weet alleen dat niets, letterlijk niets van wat we doen, het Goddelijk plan kan tegenhouden, en dat alles dat plan - willens of niet willens - in zekeren zin verwerkelijkt. Ik zie in deze tijd geen "bepaalde wegen", laat staan dat ik ze duidelijk zie. Dat Europa op een gegeven moment groote ontdekkingen zou doen op het gebied van wetenschap en techniek, vind ik een volkomen natuurlijk iets; dat dit zijn ongunstige terugslag zou hebben op het godsdienstig leven (dus dat de wereld die ontdekkingen niet dadelijk in de juiste en zuivere verhouding zou kunnen verwèrken) vind ik andermaal iets heel natuurlijks; en zijn - ondanks de diepe crisis die op het godsdienstig gebied veroorzaakte - diezelfde ontdekkingen niet tevens een groot voordeel voor dat godsdienstige leven?!?! Zuiverend tenslotte!! Van 'n bende bij-geloof? Ik zie het niet anders.
Men heeft mij (en wien al niet) zoo vaak gezegd - en jij zegt het nu ook -; dàt en dàt is toch "zuiver orthodox", dat heeft de Kerk nooit ontkend, - maar wat zegt die overeenstemming nu ter ontkenning van twee verschillende werelden? [a.] Als ik zeg: "God gaat voor mij alle begrip te boven" dan weet ik dat alle orthodoxen me - glimlachend om die waarheid als een koe - zullen bijvallen, maar ik weet ook: als dat deze waarheid de centrale idee, de dagelijksche, eerste en laatste werkelijkheid is van mijn orde, bij dat ditzelfde voor de rest der orthodoxen 'n soort "toegiftje" is, bij gelegenheid opgediept om te kunnen bevestigen dat "òòk de katholieken" zulks meenen en allang wisten. Maar wat voor mij de éérste realiteit is, is voor de anderen de laatste - en meestal dan nog phrase. - Zoo ontstaan bij alle overeenstemming, twee verschillende werelden. - [b.] Als ik zeg: "Een sacrament is een uitwendig teeken, waardoor genaden worden aangeduid en gegeven", dan zal niemand dit ontkennen, maar welke totaal verschillende werelden levert het op als men òòk het volle accent legt op uitwendig teeken en aangeduid, òf als alle accent legt - gelijk men heden zoo gaarne doet, en in de practijk alleen doet - op gegeven! - [c.] Als ik zeg: "de zonde beleedigt God niet" dan heb ik Thomas aan mijn zijde en geen enkel theoloogje van eenige standing zal zulks willen betwisten, want het is maar in heel overdrachtelijken zin waar en in feite onwaar, - maar tot welke verschillende werelden geraken we als de een dit beleedigen van God in letterlijke zin opvat (met alle consequenties van dien). - Bij alle behoud der termen komt men tenslotte tot een geheel ander orde-geheel, en dat bedoel ik met een "andere wereld". En zoo is het ook [d.] met dat andere: het Rijk Gods en de zichtbare Kerk als twee niet geheel consequente grootheden, en met [e.] die scheppingswil van het natuurlijke leven die de Kerk wel bereid is te erkennen. Die scheppingswil of juister: die eeuwige en geniale scheppingswoede van het leven is voor mij zulk een enorm, reëel en centraal feit dat ik niet alleen de "bereidheid" daarmee "tot op zekere hoogte" "in te stemmen" (die "welwillendheid") grotesk en absurd vind, maar ook die heele z.g. "christelijke" visie op het probleem van goed en kwaad voor de visie van een niet-scheppende onderwereld ben gaan houden.
Tot slot nog dit: je schrijft: "ondanks alles leert toch juist de Kerk-geschiedenis, dat daar een goddelijke leiding aanwezig is." Bedoel je de geschreven kerkgeschiedenis? Ja, die leert dat zeer duidelijk! Maar daarbuiten vind ik de zaak niet méér zoo duidelijk: daar treft mij vooral het natuurlijk verloop der kerkgeschiedenis - en dat vind ik juist het pràchtige van die geschiedenis (en iets dat de Goddelijke Voorzienigheid hoegenaamd niet uitsluit).
Maar je vervolgt: "Het woord van den Paus is altijd dat van den opvolger van Petrus, en in 't bizonder in een apocalyptische periode als de onze schuiven we 't niet met een enkel gebaar terzijde. Van de hiërarchie verwachten we leiding." Over het opzijschuiven van het woord van de gezagdrager schreef ik in Subj. vormen blz. 129-134 (over een "enkel gebaar"gesproken!), en een apocalyptische periode was ook die der reformatie en der renaissance - pausen... en leiding - van die hiërarchie, die niet enkel door de Paus wordt gevormd! - wachtten we dààrop niet al jaren? Vindt je werkelijk dat de kerkelijke hiërarchie zoo "leidend" is? Ik heb het nooit bemerkt. Maar is het openlijk aan de kant van het Roode Spanje staan (dat zoovele "ernstige door en door eerlijke katholieken" hebben gedaan) dan zooveel meer in overeenstemming met het woord van de Paus de leiding der hiërarchie dan òns staan aan de zijde van het nat.socialisme?
Tusschen haakjes: kun je me die laatste vredesboodschap van den Paus niet eens laten lezen? Ik las niet meer dan ervan in de krant stond helaas.
Wat Griesis boek betreft: ik heb geen oogenblik den indruk gekregen dat het speelde (waar leidt je dat uit af), maar stellig moet je mijn geestdriftige bespreking ervan niet beschouwen als hèt bewijs (of als éénig bewijs) dat ik in een andere wereld leef; de bewijzen dààrvan liggen elders en houden - gelijk ik hierboven schreef - met àndere zaken verband, nl. met 't feit dat ik aan 'n andere kant van dezelfde waarheid leef.
Over die verraadskwestie zal ik maar niet verder uitweiden, ik geloof niet dat het zin heeft.1o de beschuldigingen van 't Nederlandsche volk interessereen me niet zoo 2o de houding van de N.S.B. vòòr den oorlog verdedig ik niet en 3o dat 't Nat.Soc. Duitschland verraad pleegt aan ons - dat geloof ik niet. En tenslotte: Mijn strijd is mijn trouw, en na alles wat ik tegen het fascisme en nat.socialisme heb gelezen en dat ik ernstig overwogen heb, kan ik niet anders dan dat, dàt, herhalen: het blijft mijn trouw aan mijn volk. Ik zou ook kunnen zeggen: "hier sta ik, ik kan niet anders". Want 'n andere houding zou, voor mij, een verraad zijn aan alles waarvoor ik 'n leven lang gestreden heb en dat mijn gewetenvolste overtuiging is geworden.

Met hartelijke groeten,
Henri Bruning





aangemaakt: 01-05-2021 Copyright © 2021 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 01-05-2021