terug


Open brief en een (ver-)antwoord(-ing) in 1942

Op 16 februari 1942 publiceerde Pierre H. Dubois een open brief in De Schouw over de problematiek der ‘literaire elite’ () naar aanleiding van een opmerking van Bruning in een radiotoespraak. Bruning reageerde hierop in De Schouw van 2 Maart 1942 ().

Voor het juiste begrip is het wellicht goed om zich te realiseren, dat de Kultuurkamer, waarbij kunstenaars zich dienden aan te melden om hun beroep te mogen uitoefenen, pas op 30 mei 1942 officieel werd geopend. Tot dan toe had de literaire wereld zich nog “vrij” kunnen uitspreken.

Het punt waar Dubois bij Bruning over gestruikeld was formuleerde Dubois als volgt:

dat het zwijgen van de litteraire wereld in dit bewogen en beslissend tijdperk van ons volksbestaan, van zoovelerlei fundamenteele gevechten ook, zoo opvallend en vernietigend is voor degenen, die in haar als in een leidende élite geloofd hebben, dat men wel kan zeggen, dat de illusie, dat zij het geweten van hun tijd vertegenwoordigen, thans voorgoed tot het rijk der mythes behoort. ()


Dubois betwijfelt vervolgens terloops het leiderschap van de literaire elite, om meteen in de aanval te gaan met:

dat het niet steeds en niet alleen de problemen zélf zijn, die een stilzwijgen veroorzaken, maar ook vaak de manier waarop door aanhangers en voorstanders eener nieuwe ordening over literatuur en literatoren wordt geoordeeld. ()


Dubois verduidelijkt dan hoe hij de ‘geest der heedendaagsche literatuur’ ervaart en illustreert dat met een voorbeeld. Om te beëindigen met een verklaring van het zwijgen:

Deze kantteekeningen, Z.G. Heer, zullen U voldoende zijn om het begrijpelijk te maken, waarom men over literatuur niet meer wenscht te discussieeren, zoolang menschen van dit slag de kritiek blijven beheerschen. Het is beter te zwijgen dan zich tot een soortgelijke kwaadwilligheid te verlagen. Zelfs al zouden de kunstenaars in staat zijn de functie van leidende élite te vervullen, zij zouden het niet kunnen, wanneer men van die zijde alles onderneemt om hen als duisterlingen, decadenten en wat dies meer zij, voor te stellen en hun wetten tracht voor te schrijven, die met het allerelementairste wezen van de literatuur spotten. ()


En tot slot:

Bovendien hebben kunstenaars zich gewoonlijk ongaarne in een politieken strijd gemengd. Wat zij eischten, was en moest te allen volgende pagina

























terug
volgende pagina



aangemaakt: 02-03-2012 Copyright © 2012 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 08-04-2012