Curriculum 
Vitae
naar menu
 Teksten van boeken 
en artikelen
naar menu
Autobiografische
 teksten 
naar menu
 Contact en laatste 
toevoegingen
naar menu
Over het waarom
 Raymund Bruning 
naar menu
Subj. bevindingen 
Theo Bruning
naar menu



10 juli 1900






1927

Nooit met mijn ziel vereend,
nooit ook met U,
nooit was het stiller in mij,
blijder dan nu.
H E N R I
B R U N I N G

dichter en schrijver

Enkel de stilte is.
enkel het gaan.
Uw godlijke Stilte.
ons klein niet-verstaan











Over de vermogens van den mensch

    Toch is het aan deze ziel, die zoo stil en onaanraakbaar in zichzelve rust, die God is en mijn mensch-zijn niet kent, niet acht, dat de edele en trotsche streefvermogens van den mensch - het verstand, de wil en het hart - hun hoogste zijn ontleenen.
    Ge vindt dit in tegenspraak met het voorgaande? Omdat de ziel, gelijk wij zagen, eeuwig en door niets gestoord in zichzelve rust en geen begeerte koestert iets ten leven te wekken? - maar ook het water rust in zichzelf, en uit zichzelf bezit het de begeerte niet het leven der planten te zijn. Zoodra er echter planten in zijn bedding ontkiemen wórdt het het leven der planten, en zónder dat het water in zijn eenzelvig stroomen gestoord of van wezen of gedaante veranderd wordt. Ook het zonlicht rust in zichzelf, en uit zichzelf bezit noch kent het de begeerte iets ten leven te wekken, en nochtans ontleent alles wat in het zonlicht wordt en leeft gedurende gansch dit worden zijn hoogste zijn aan het zonlicht, - aan het zonlicht dat onveranderlijk in zichzelf rust en uit zichzelf niets meedeelt.
    Zie, er is sprake van ontleenen, niet van meedeelen; meedeelen impliceert bij het voorwerp dat meedeelt vermindering en aanvulling - maar de ziel rust en is onveranderlijk; ontleenen impliceert dat het werkend beginsel bij mij is i.c. bij mijn streefvermogens. Een gedicht deelt niets mee (het verandert noch vermindert), doch ik ontleen er mijn schoonste bewustzijn [aan], terwijl het gedicht blijft wat het is.
    En heeft er verandering plaats in de zon - dit vuren zenith van het heelal - omdat aan de uiterste peripherie van haar stralen gansch een wereld levenskrachten aan haar leven ontleent? De zon rust in zichzelf. De zon deelt niets mee. Integendeel. Zij zelf verniétigt, verzengt. In haar zou alles van deze aarde ophouden te bestaan. Ook de mensch hield op te bestaan wilde hij ziél en met haar Gód worden, en enkelen - die zoozeer dit verhevenst beginsel in den mensch hebben behoord - werden dan ook door de vlam der ziel verteerd en gansch verwoest. - - Ik spreek in beelden. Ik wil iets benáderen, een weinig verstaanbaar maken. Spreek ik enkel in beelden. . .?
    Neen, de zon deelt niet mee; in haar is geen wil of mogelijkheid tot mededeelen, ook niet in dien uiterste rand van haar stralen gebied. Dáár echter, in die verst-verwijderde en verstilder zône, bestaat, bij het leven, de mogelijkheid van inwerking en ontleenen. Zóó als een edel mensch, die ooit tot mij sprak, op mij inwerkt door wat edel bleef (of edel werd) in mij.

    Zónder werkdadigheid, is toch de ziel de hoogste perfectie van mijn streefvermogens: hun hoogste helderheid, zuiverheid, eenheid. Maar gelijk alles wat leeft streven ook deze streefvermogens van den mensch uit zichzelve, streven zij door een geheel éigen leefbeginsel. De kiem wordt plant krachtens het leefbeginsel dat ín haar is en haar werd ingeschapen, en dat zij leefkracht aan het zonlicht kán en wíl ontleenen is slechts hiervan een gevolg dat de plant plant wil worden; en om dezelfde reden is zij ongevoelig voor alles waaraan zij géén plant-krachten kan ontleenen en waardoor zij géén plant kan worden. Niet de zón voert haar naar haar perfectie als plant; haar eigen leefbeginsel streeft ernaar, en dit eigen leefbeginsel maakt zich het zonlicht ten nutte.

     De streefvermogens van den mensch nu streven niet naar de perfectie der ziel, maar naar hun éigen perfectie (zooals de plant niet zón wil worden, doch slechts plant). Het verstand streeft uit zichzelf naar hoogste helderheid, omdat het verstand niet anders kan willen dan verstand d.i. hoogste helderheid, hoogste bewustzijn te worden. Om dezelfde reden zoekt ook het gevoel zijn zuiverheid en de wil zijn juiste gerichtheid. Deze ingeschapen zijnswil is de diepste beweegkracht, de geheel éigen beweegkracht. Het is niet de ziél die de streefvermogens van den mensch tot zich trekt, of tot God; de ziel rust in zichzelf. Het zijn deze vermogens die, uit zichzelf, naar hún perfectie streven, en naar niets anders, en die, naar de mate hunner perfectie, de ziel d.i. de lichtpoort naar God, d.i. God vinden, - een weinig vinden. De ziel rust, maar in haar leven en streven de streefvermogens met hun eigen zijnswil, zooals de planten met hun eigen zijnswil in de bedding van het kleine water leven, - in het water dat geheel rust is, zonder begeerte en zonder verandering.

    Maar bemerk ook dit: Zoodra er planten in de waterbedding ontkiemen, leven de planten, in zooverre zij door het water leven, overeenkomstig de leefkracht die er van het water uitgaat - doch slechts: opdat de planten volkomen zichzelf (dit is volkomen plant) worden. Want een ander doel hebben de planten niet. En ik als mensch heb geen ander doel dan volmaakt MENSCH te worden, en daaraan is alles ondergeschikt. Niets mag mijn MENSCH-zijn in iets fnuiken. En ook de zon, waaraan alles wat is zijn leefkracht ontleent, heeft geen ander doel dan alles zichzelf te laten worden, dan de diepste levenswil, het diepste eigen zijn der dingen te dienen.

Uit: Henri Bruning, De ziel in mij
zie ook:
"Over het ontstaan van Van Ziel en aarde"







naar menu


17 dec. 1983






1980


aangemaakt: 16-08-2008 Copyright © 2019 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 20-07-2023